What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Chapitre 5: venir
Bonjour!
Aujourd'hui:
Venir -> in twee tijden:
présent en
passé composé
Na deze les weet je (weer):
* Hoe je venir vervoegt
* Hoe je de passé composé kunt maken met venir
1 / 20
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Bonjour!
Aujourd'hui:
Venir -> in twee tijden:
présent en
passé composé
Na deze les weet je (weer):
* Hoe je venir vervoegt
* Hoe je de passé composé kunt maken met venir
Slide 1 - Slide
Venir = komen
ook leuk om te weten:
REvenir = terugkomen
DEvenir = worden
Slide 2 - Slide
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils/elles
venir
viens
venons
viennent
Présent
onregelmatig
Slide 3 - Slide
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
venir
viens
viens
vient
venons
venez
viennent
komen
ik kom
jij komt
hij/zij/men komt
wij komen
jullie komen *
zij komen
*'vous' ook U
voltooid deelwoord:
venu
Slide 4 - Slide
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
venir
viens
viens
vient
venons
venez
viennent
onregelmatig
voltooid deelwoord:
venu
Slide 5 - Slide
Welke ingredienten heeft de passé composé?
(voltooid tegenwoordige tijd)
Slide 6 - Slide
passé composé tel tot 2:
hulpwerkwoord
(avoir of être)
+
voltooid deelwoord
In het Nederlands zeggen we :
Ik ben gekomen -> in het Frans met een vorm van
être
:
Je suis venu
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Tu ________ à ma maison?
1
de passé composé
A
est venu
B
es venue
C
es venu
D
est venue
Slide 9 - Quiz
Elle __________ me voir souvent.
2
A
venue
B
est venu
C
viens
D
vient
Slide 10 - Quiz
Nous ________ à vous.
3
A
venons
B
vienons
C
venions
D
venirions
Slide 11 - Quiz
4. Elles _______ avec nous.
4
A
viennent
B
venent
C
venait
D
venaient
Slide 12 - Quiz
Marie ________________ à ma maison.
1
De passé composé
A
est venu
B
a venue
C
est venue
D
est venues
Slide 13 - Quiz
Bruno _____________ à quatre heures.
2
A
a venu
B
as venu
C
est veni
D
est venu
Slide 14 - Quiz
Elles _________ avec lui.
3
A
sont venues
B
est venu
C
a venues
D
a venue
Slide 15 - Quiz
Tu ________ à sa fête.
4
A
est venu
B
es venu
C
as venu
D
ai venu
Slide 16 - Quiz
1. Marie en Sophie zijn naar mijn huis gekomen.
Slide 17 - Open question
2. Zij komt koffie drinken.
Slide 18 - Open question
3. Jij komt ook?
Slide 19 - Open question
Slide 20 - Slide
More lessons like this
3havo ch5 bron H venir
May 2023
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3H- venir bron H ch5
March 2024
- Lesson with
31 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3H- venir bron H ch5
May 2022
- Lesson with
39 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Havo 2H C- Venir
October 2024
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3E: 12-03-24 - Herhaling Delend lidwoord en werkwoord venir
March 2024
- Lesson with
37 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
venir
March 2023
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3Havo - Venir présent en passé composé
February 2024
- Lesson with
11 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
2T1 venir
April 2023
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2