This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
7.5
Voedselketens
Slide 1 - Slide
Vandaag
-Terug: opdracht 'samenleven'
-Uitleg 7.5 met bespreking opdracht 'voedselweb'.
-Opdrachten maken en 7.5 afronden
Slide 2 - Slide
De Coloradokever leeft onder andere op de Aardappel (Solanum tuberosum L.), op de Tomaat (Solanum lycopersum L.) en op Bitterzoet (Solanum dulcamara L.). Behoren deze planten tot hetzelfde genus (geslacht)? En tot dezelfde soort?
A
alleen tot hetzelfde genus
B
alleen tot dezelfde soort
C
zowel tot hetzelfde genus en tot dezelfde soort
Slide 3 - Quiz
De larve van de nachtvlinder heeft een groot aantal bacteriën in zijn verteringskanaal. Deze bacteriën spelen een belangrijke rol bij de vertering van het voedsel van de larven Met welke biologische term wordt de relatie tussen de larve en de bacteriën aangeduid?
A
Mutualisme
B
Commensalisme
C
Parasitisme
Slide 4 - Quiz
1: alle abiotische factoren in een bepaald heidegebied. 2: alle dieren die in Nederland leven, in samenhang met de plantengroei. 3: alle eekhoorns in een loofbos, in samenhang met de bomen. 4: alle organismen die in een bepaald meertje leven, in samenhang met de abiotische factoren.
Welke bewering gaat over een ecosysteem?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 5 - Quiz
Opdracht 47
a. Welke populatie is de predatorpopulatie?
b. Licht toe of de predator voedselspecialist is.
Slide 6 - Slide
§7.5 Voedselketens
Je legt het verschil uit tussen autotrofe en heterotrofe organismen.
Je legt het verschil uit tussen een voedselketen en een voedselweb.
Je herkent de trofische niveaus in een voedselweb.
Je beschrijft de stroom van energie en organische stoffen door de verschillende trofische niveaus in een voedselweb.
Slide 7 - Slide
Eten en gegeten worden...
Slide 8 - Slide
Het verschil tussen autotrofe en heterotrofe organismen.
Alleseters (omnivoren)eten plantaardig en dierlijk voedsel.
Slide 12 - Slide
Voedselketen
Slide 13 - Slide
Voedselweb
Koolmees is een zwakke schakel.
Afhankelijk van één voedselbron.
Kikker heeft sterke positie.
Veel keus in prooidieren.
Buizerd en vos zijn de toppredatoren.
Zij worden niet door anderen gegeten.
Welk gevolg heeft het voor de sprinkhaan als het lievenheersbeest een slecht jaar heeft en weinig nakomelingen krijgt?
Slide 14 - Slide
Het verschil tussen een voedselketen en een voedselweb.
Een voedselketen is een rechte lijn
van wie-eet-wie.
Een voedselweb laat zien hoe
verschillende voedselketens
met elkaar verbonden zijn in
een ecosysteem.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Voedselweb vraag 4 t/m 8
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Voedselweb vraag 9
Slide 20 - Slide
Voedselketen / Energieoverdracht en Energieverlies:
Producenten (autotrofe organismen) gebruiken zonlicht voor energie via fotosynthese.
Herbivoren eten planten en krijgen energie.
Carnivoren eten herbivoren en ontvangen energie.
Omnivoren zijn dieren die zowel planten als dieren eten.
Tijdens energiedoorgifte gaat er energie verloren: - organismen gebruiken energie voor overleven, beweging en groei. - een deel wordt omgezet in warmte en gaat verloren. - ontlasting draagt bij aan energieverlies: niet alle voedingsstoffen worden volledig benut. - hoger in de voedselketen is er minder energie beschikbaar.
Slide 21 - Slide
Zet de volgende organismen in de juiste volgorde om een voedselketen te vormen.
-->
Slide 22 - Drag question
T3
kringloop
voedselketen
voedselweb
Slide 23 - Drag question
Een boom is een voorbeeld van een autotroof organisme, omdat..
A
Hij zuurstof maakt
B
Hij zichzelf voedt
C
Hij CO2 maakt
D
Hij anderen voedt
Slide 24 - Quiz
De basis van dit voedselweb staan:
A
opgeloste voedingsstoffen
B
zee-eenden
C
algen
D
bacteriën
Slide 25 - Quiz
Wie staan er aan de top van dit voedselweb?
A
opgelost organisch materiaal
B
krabben
C
organisch materiaal in sediment
D
bruinvissen
Slide 26 - Quiz
In welke richting teken je de pijl in een voedselketen?
A
Naar de prooi
B
Naar de predator
Slide 27 - Quiz
§7.5 Voedselketens
Je legt het verschil uit tussen autotrofe en heterotrofe organismen.
Je legt het verschil uit tussen een voedselketen en een voedselweb.
Je herkent de trofische niveaus in een voedselweb.
Je beschrijft de stroom van energie en organische stoffen door de verschillende trofische niveaus in een voedselweb.
Slide 28 - Slide
Nu en huiswerk
Lees paragraaf 7.5
Maak bij 7.5 de opdrachten: 52, 53, 55, 57, 59, 61