Oefentoets Cellen

Welke 3 verschillen bestaan er tussen de bouw van een plantaardige en een dierlijke cel.
1 / 37
next
Slide 1: Open question
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welke 3 verschillen bestaan er tussen de bouw van een plantaardige en een dierlijke cel.

Slide 1 - Open question

oefentoets cellen
maak deze toets zonder in je boek te spieken
van je fouten leer je het meest :-)
veel succes!!

Slide 2 - Slide

In deze afbeelding zie je een schematische weergave van een cel uit de
dunne darm.

Slide 3 - Slide

Wat is de naam van nummer 2?

Slide 4 - Open question

Wat is de naam van nummer 3?

Slide 5 - Open question

Wat is de naam van nummer 4?

Slide 6 - Open question

Wat is de naam het onderdeel dat
met de onderste streepjes wordt
aangegeven?

Slide 7 - Open question

In cellen van de dunne darm vindt veel actief transport plaats. Welke celorganellen zijn nodig in cellen waar veel actief transport plaatsvindt?
A
lysosomen
B
mitochondriën
C
ribosomen
D
endoplasmatisch reticulum

Slide 8 - Quiz

Welk organel had je gekozen? Leg uit waarom dat organel juist is

Slide 9 - Open question

Delen van een organisme zijn onder andere een cel, een orgaan, een organel en een weefsel.
Welk van deze delen is het grootst? En welk is het kleinst?
A
Het grootst is een orgaan. Het kleinst is een cel.
B
Het grootst is een orgaan. Het kleinst is een organel.
C
Het grootst is een organel. Het kleinst is een cel.
D
Het grootst is een organel. Het kleinst is een weefsel.

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Hier zie je een tekening van de cel van het blad van een plant. Wat is onderdeel 1
A
celwand
B
celmembraan
C
endoplasmatisch reticulum
D
vacuolemembraan

Slide 12 - Quiz

Hier zie je een tekening van de cel van het blad van een plant. Wat is onderdeel 2
A
celwand
B
celmembraan
C
cytoplasma
D
vacuole

Slide 13 - Quiz

Hier zie je een tekening van de cel van het blad van een plant. Wat is onderdeel 3
A
mitochondrium
B
golgi-apparaat
C
celkern
D
plastide

Slide 14 - Quiz

Hier zie je een tekening van de cel van het blad van een plant. Wat is onderdeel 4
A
cytoplasma
B
kernplasma
C
vacuole
D
intercellulaire ruimte

Slide 15 - Quiz

Hier zie je een tekening van de cel van het blad van een plant. Wat is onderdeel 5
A
cytoplasma
B
mitochondrium
C
vacuole
D
intercellulaire ruimte

Slide 16 - Quiz

Wat is de taak van de celkern?

Slide 17 - Open question

Wat is de functie van de vacuole?

Slide 18 - Open question

Drie typen plastiden zijn: bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels. Die hebben ook nog andere namen... In welk type of in welke typen vindt fotosynthese plaats?
A
in chloroplasten
B
in chromoplasten
C
in leukoplasten
D
in zowel chloro- als chromoplasten

Slide 19 - Quiz

Voor een medisch onderzoek wordt een microscopisch preparaat gemaakt van ontlasting (poep). In dat preparaat bevinden zich onder andere bacteriën, cellen van een spinazieplant en cellen van de darmwand.
In de afbeelding is een deel van het preparaat getekend.

Slide 20 - Slide

Welke letter of welke letters geven
cellen van een spinazieplant aan?
A
P
B
Q
C
R
D
Zowel Q als R

Slide 21 - Quiz

Leg uit hoe je dat kan zien

Slide 22 - Open question

In kleine stukjes weefsel onderzoekt men de chromosomen van een patiënt. Uit welk organel worden deze chromosomen gehaald?

Slide 23 - Open question

In kleine stukjes weefsel onderzoekt men de chromosomen van een patiënt. Uit welk organel worden deze chromosomen gehaald?
A
endoplasmatisch reticulum
B
lysosoom
C
ribosoom
D
celkern

Slide 24 - Quiz

Wat is een weefsel?

Slide 25 - Open question

Bij een tomaat die aan het rijpen is verandert de kleur van groen naar oranje. Welke verandering heeft er plaats gevonden in de plastiden?
A
chromoplast -> chloroplast
B
chromoplast -> leukoplast
C
chloroplast -> chromoplast
D
chloroplast -> leukoplast

Slide 26 - Quiz

hoeveel vragen had je goed? (... van de 22)
wat vond je makkelijk en waar moet je nog even goed naar kijken?

Slide 27 - Open question

einde van de toets
Ga nu verder met voorbereiden op de toets:
Leren uit je boek 
Of oefenen op Max Online (Test Jezelf per basisstof)

Slide 28 - Slide

Door welke eigenschap van DNA kan dit plasmide-DNA worden ingebouwd in het DNA van de aardappelplant?
A
Beide soorten DNA hebben dezelfde genetische informatie.
B
Beide soorten DNA hebben dezelfde structuur bestaande uit nucleotiden.
C
Beide soorten DNA hebben evenveel complementaire basenparen A-T als C-G.
D
Beide soorten DNA liggen los in het cytoplasma van de cel.

Slide 29 - Quiz

Resistentie tegen ziekte
In de genenbank van Wageningen Universiteit
worden in aardappelrassen die in het wild voorkomen, resistentiegenen tegen een ziekteverwekker opgespoord. De genen worden geïsoleerd en ingebouwd in een bacterieplasmide (een cirkelvormig DNA-molecuul). De bacterie brengt dit  plasmide in de  aardappelcellen, zodat deze het resistentiegen bevatten 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide










Cellen en celstructuren

Bekijk de afbeelding.
Met welk cijfer wordt een organel aangegeven die een functie heeft bij het productie van eiwitten?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 32 - Quiz


IJan bestudeert met behulp van een elektronenmicroscoop een bepaald menselijk weefsel. De cellen van dit weefsel hebben veel mitochondriën.

Wat kan de taak van deze cellen zijn?


A
Het leveren van energie voor het samentrekken van spieren
B
Het maken van speekseleiwitten
C
Het opnemen van voedingsstoffen
D
Het voortdurend vormen van nieuwe cellen

Slide 33 - Quiz

Celkern
Celmembraan
Mitochondrie
Chloroplast
Amyloplast
Chromoplast
Vacuole
Lysosoom
ribosoom
Endoplasmatisch reticulum
Golgi systeem
noteer in een woord/korte zin de functies (alleen BINAS)
timer
1:00

Slide 34 - Slide


A
kern
B
endoplasmatisch reticulum
C
mitochondriën
D
ribosomen

Slide 35 - Quiz

1) Een stukje enkelstrengs DNA heeft deze volgorde:
5' CGGCATTAC 3'
Wat is het complementaire enkelstrengs DNA?

A
5' GTAATCGGC 3’
B
5' GTAATGCCG 3’
C
5' CGGCTAATG 3’
D
5' GCCGTAATG 3’

Slide 36 - Quiz

spermatogenese vindt plaats in
A
de eierstokken
B
het scrotum
C
de zaadkanaaltjes
D
de bijballen

Slide 37 - Quiz