TSK, leerjaar 2, blok 1, les 5

Anesthesie
1 / 24
next
Slide 1: Slide
MTHMBOStudiejaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Anesthesie

Slide 1 - Slide

  • Bij het geven van anesthesie wordt het lichaam of een deel ervan gevoelloos gemaakt. 

  • Het middel dat daarvoor wordt gebruikt heet een anestheticum.
     Een voorbeeld van een anestheticum is Lidocaïne.

  • Anesthesie: gevoelloosheid/gevoelloos maken.

Slide 2 - Slide

  • Een analgeticum neemt de pijn weg   maar het gevoel blijft. 
     Een voorbeeld van een analgeticum is
     Paracetamol.

  • Analgesie: afwezigheid van pijn (nog wel gevoel).


Slide 3 - Slide

Verschillende vormen van anesthesie
Algehele anesthesie.
Regionale anesthesie.
Lokale anesthesie:
        - oppervlakte anesthesie.
        - anesthesie per injectie.

Slide 4 - Slide

Algehele anesthesie.

  • Wordt in een ziekenhuis of instelling gegeven. 
  • Wordt gegeven door een anesthesist of anesthesioloog.
    Dit is een medisch specialist die zich bezig houdt met
    het geven van anesthesie aan patiënten die een
    operatie of een pijnlijk, belastend onderzoek moeten
    ondergaan.

Slide 5 - Slide

  • Tijdens algehele anesthesie (narcose) is het hele lichaam verdoofd en is de patiënt niet meer bij bewustzijn. 

  • De vitale functies van de patiënt worden constant gecontroleerd.

  • Deze vorm van anesthesie wordt bijvoorbeeld gegeven bij ingrepen aan het hart of aan de longen.

Slide 6 - Slide

Regionale anesthesie.

  • Wordt in een ziekenhuis of instelling gegeven door een anesthesist.

  • Een groot deel van het lichaam wordt verdoofd. 
      De patiënt is dus bij bewustzijn. 

  • Deze vorm van anesthesie geeft minder napijn na een operatie of ingreep.

Slide 7 - Slide


  • Regionale anesthesie wordt bijvoorbeeld gegeven bij een operatie aan de heup, een keizersnede of een operatie aan de arm.
  • Als patiënten, omdat zij bijvoorbeeld erg angstig zijn voor een ingreep, de voorkeur geven aan algehele anesthesie dan wordt meestal voldaan aan die voorkeur.

Slide 8 - Slide

Vormen van anesthesie

Slide 9 - Slide

Lokale anesthesie.

  • Een heel klein deel van het lichaam wordt verdoofd. 

  • Deze vorm van anesthesie wordt ook in een huisartsenpraktijk gegeven. 

  • Er hoeft geen anesthesist aanwezig te zijn.

Slide 10 - Slide

Oppervlakte anesthesie.

  • De huid en/of slijmvliezen worden verdoofd.
  • Deze vorm van anesthesie wordt ook in een huisartsenpraktijk gegeven. 
  • Deze manier van verdoven is een medisch-technisch handeling en geen voorbehouden handeling.
  • Beschikbaar in 5 vormen.


Slide 11 - Slide

Aan welke 2 voorwaarden moet een DA voldoen om een medisch-technisch handeling uit te voeren?

Slide 12 - Open question

Leg uit wat de woorden deskundig en bekwaam betekenen voor een DA.

Slide 13 - Open question

Aan welke voorwaarden moet een DA voldoen om een voorbehouden handeling uit te voeren?

Slide 14 - Open question

Leg de laatste twee voorwaarden uit.

Slide 15 - Open question

Benoem twee uitzonderingen op de laatste voorwaarde.

Slide 16 - Open question

1. Bevriezing.
  •    verdoven van een wrat
  •    incideren (insnijden) abces

2. Spray.
  • bij verwijderen corpus aliënum
     uit de neus
 
3. Crême.
  • voor het inbrengen van een 
      infuus of venapunctie.
 




Slide 17 - Slide

4. Druppels.
  • het oog verdoven voor een   tonometrie
  • het verwijderen van een corpus aliënum uit het oog/oor/neus

5. Tampon.
  • bij een langdurige ingreep aan de neus

Slide 18 - Slide

3.2:Anesthesie per injectie:
A. Infiltratie anesthesie:
  • 1 a 2 insteekplaatsen​. 
  • Nooit in de wondrand i.v.m. contaminatie​. 
  • De naald loopt langs de wondrand met de wondrand mee.​
  • Eventueel de naald terugtrekken en net voordat hij de huid verlaat aan ​
    de andere kant van de wondrand laten meelopen.​ 
  • Zonodig herhalen aan de andere kant van de wond​. 
Bijv. bij wond toilet, episiotomie en hechten.
  
Anesthesie per injectie. 
1. Infiltratie anesthesie: 

  • 1 a 2 insteekplaatsen.  
  • Nooit in de wondrand i.v.m. contaminatie.  
  • De naald loopt langs de wondrand met 
     de wondrand mee.  
  • Eventueel wordt de naald terug getrokken 
     en net voordat hij de huid verlaat aan de andere kant van de 
     wondrand weer langs de rand laten meelopen.
  • Zo nodig herhalen aan de andere kant van de wond.
  • Bijv. Bij wond toilet, episiotomie en hechten. 

Slide 19 - Slide

2. Geleidingsanesthesie (vlg. Oberst):

  • Om spuiten zenuwtakje aan 
      beide zijden van de 
      vinger/teen.​
  • Behoorlijk pijnlijk​.
  • Kleine hoeveelheid nodig.
  • Gebruik van slaugje 
     (elastiekje) voor langdurige werking.​
  • Bij nagelextractie of wigexcisie.

Slide 20 - Slide

Adrenaline (epinefrine):
Heeft een sterkt prikkelende werking op het hart (i.v.) ​

Vernauwt de bloedvaten en daardoor:​

  • ​minder nodig​
  • minder bloeding
  • werkt het langer omdat het langer op de inspuitplaats blijft.


Slide 21 - Slide

Anesthesie met adrenaline.
  • Kan gebruikt worden in gebieden waar eind arteriën lopen zoals: teen, vinger, neuspunt, oorlel, penis en tepel.​
  • Heel soms ontstaat er ischemie (verminderde bloedvoorziening)
  • Contra-indicatie: hartproblemen en een te snel werkende schildklier​.
  • Werkingsduur 2 uur.

Slide 22 - Slide

Anesthesie zonder adrenaline.

  • Bij twijfel aan het effect van adrenaline te gebruiken bij ingrepen aan lichaamsdelen waar eind arteriën lopen.
  • Werkingsduur 1 uur.

Slide 23 - Slide

Tijdelijke ischemie (witte verkleuring door verminderde bloedtoevoer) na gebruik van anesthesie met adrenaline.
De doorbloeding herstelt zich na een aantal uren.

Slide 24 - Slide