emulsie= druppeltjes vloeistof in vloeistof (toevoegen van emulgator als eiwit of zeep houdt het gebonden)
schuim= gas in vloeistof
nevel = vloeistof in gas
rook= vast in gas
Slide 4 - Slide
oplossing = homogeen mengsel
vaste-, vloeibare- of gasvormige stof in een vloeibaar oplosmiddel (vaak water)
Kenmerken van een oplossing:
Helder/doorzichtig,
Kan gekleurd of kleurloos zijn.
Voorbeelden:
Vaste stof in een oplosmiddel. Bv: suiker in water of zout in water.
Vloeistof in een oplosmiddel. Bv: alcohol in water(spiritus, wijn, bier) of azijnzuur in water (azijn).
Gas in een oplosmiddel. Bv: koolstofdioxide in water (in bier, cola, champagne).
Scheiden van oplossing:
Indampen (als je vaste stof uit de oplossing wilt halen)
Destilleren (als je een vloeistof uit de oplossing wilt halen)
Slide 5 - Slide
programma 12 dec
titratieberekening afmaken
uitleg 3.1
maken 3.1
verder met 3.2
Slide 6 - Slide
Indampen: scheiden op basis van verschil in kookpunt
Wanneer: als je vaste stof uit oplossing wilt
Werking:
het oplosmiddel heeft een lager kookpunt en verdampt als eerste
de vaste stof blijft over als residu
Nodig:
indampschaaltje
driepoot en gaasje
brander
Slide 7 - Slide
Indampen: scheiden op basis van verschil in kookpunt
Slide 8 - Slide
Destilleren: scheiden op basis van verschil in kookpunt
Wanneer: als jeuit een oplossing een vloeistof wilt halen
Werking:
de stof met het laagste kookpunt verdampt als eerste,
de damp condenseert in de koeler
de gecondenseerde opgevangen vloeistof is het destillaat
de stof(fen) met het hoogste kookpunt hou je over als residu
Nodig:
brander en statief,
thermometer
twee erlenmeyers
destillatie kolom met koeler
Slide 9 - Slide
Suspensie = hetrogeen mengsel
vaste stof die niet mengt met een vloeistof
Kenmerken van een suspensie:
troebel en gekleurd
Voorbeelden:
slootwater
jus d'orange
verf, nagellak
chocolademelk (= een emulsie en een suspensie)
Scheiden van suspensie:
filtreren (werkt het beste)
bezinken en afgieten( werkt minder nauwkeurig als filtreren
(indampen kan vaak maar kost tijd/energie en levert soms giftige damp op )
Slide 10 - Slide
Filtreren: scheiden op basis van verschil in deeltjesgrootte
Wanneer: als jeeen vaste stof uit een suspensie wilt halen
Werking:
de stof met de grootste deeltjes blijven in het filter achter en vormen het residu
de opgevangen vloeistof is helder en noem je het filtraat
Nodig:
trechter
filtreerpapier
extra reageerbuis
Slide 11 - Slide
Bezinken èn afgieten: scheiden op verschil in dichtheid
Wanneer: als jeeen vaste stof uit een suspensie wilt halen (b.v. decanteren van wijn)
Werking:
de stof met de grootste dichtheid (= vaste stof) zakt naar de bodem
daarna schenk je de heldere vloeistof daarboven voorzichtig af
tijdens het afgieten mengt de vaste stof meestal toch weer met de vloeistof
(kan versneld worden door centrifugeren)
Nodig:
2 reageerbuisjes
Slide 12 - Slide
Emulsie = hetrogeen mengsel
vloeistof die niet mengt met een andere vloeistof
Kenmerken van een emulsie:
troebel en gekleurd
belletjes van vloeistof in andere vloeistof (niet altijd zichtbaar)
emulgator (=eiwit in voedingsmiddel of zeep in cosmetische product) nodig om emulsie gemengd te houden
Voorbeelden:
melk, mayonaise
gezichtscrème, conditioner
Scheiden van emulsie:
zonder emulgator: ontmengen of centrifugeren
met emulgator: "kapot" maken
Slide 13 - Slide
Emulsie zonder emulgator scheiden: op verschil in dichtheid
Wanneer: zonder emulgator ontmengt een emulsie spontaan
Werking:
de vloeistof met de grootste dichtheid zakt naar de bodem (hieronder: vet drijft op water)
daarna schenk je de bovenste vloeistof daarboven voorzichtig af
(kan versneld worden door centrifugeren)
Slide 14 - Slide
Emulsie met emulgator scheiden: chemische reactie
Wanneer: door de emulgator kapot te maken ontmengt een emulsie we noemen dit bij voedingsmiddelen "schiften"(meestal per ongeluk)
Werking:
als de eiwitten (=emulgator) in melk, yoghurt of pindasaus te warm worden verliezen de eiwitten de emulgerende werking.
vet/olie gaat weer drijven op de rest van de vloeistof
oplossing: voeg extra emulgator toe, b.v. extra pindakaas of eiwit/eigeel
Slide 15 - Slide
Les 2:
bespreken/verbeteren werkblad achterkant en voorkant (hulp lessonup)
(bewaar dit goed voor de toets en practicumdossier verbeteren)
verbeteren practicumdossier (met groen) met behulp van ingevulde werkblad (telt mee in practicumcijfer)
laatste 15 min. uitleg par 2
hw: leren 3.2 en maken: 3a,b,d ,4,7 t/m 10(let op bij rekenopdrachten: gevraagd, gegeven, oplossing inclusief formule en eenheden)
Slide 16 - Slide
Gelukkig 2025!
Slide 17 - Slide
programma 1e les na vakantie
Cl 25: bespreken hw par 3.2 rekenopdrachten in ieder geval 7 en 10
Cl 21 3.2 al besproken
beide groepen stencil scheidingsmethodes van voor vakantie bespreken
demo extraheren!
hw: leren 3.3 afmaken 3.3
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Extraheren= scheiden door verschil in oplosbaarheid
Wanneer: als jeuit een vaste stof de kleur-, geur- en of smaakstoffen wilt trekken
Werking:
een deel van de vaste stof lost wel op in de extractievloeistof en een ander deel niet
daarna moet je altijd nog filtreren (en soms wordt het filtraat nog ingedampt)
Nodig:
extractievloeistof (meestal water, soms alcohol)
Slide 20 - Slide
programma 2e les na vakantie
Cl 21 3.2 besproken, 3.3 moet af zijn dus samen nakijken/bespreken
zelfstandig werken aan 3.4
laatste 15 min vragen stellen hst 2 in ieder geval een vb opdr van titreren
hw voor na stage is 3.4 afmaken
in toetsweek pract zuren/basen/indicator (hst 2) en toets hst 2
Slide 21 - Slide
programma 2/3 feb
demo adsorberen
zelfstandig werken aan 3.4 en 3.5 afmaken
vragen hw?
Toets hst 3: cl 21 op 17 en Cl 25 op 18 februari Vooral oefenen namen en wanneer welke scheidingsmethode en op welk verschil in stofeigenschappen deze methode werkt
Slide 22 - Slide
Adsorberen = scheiden door verschil in hechtingsvermogen
Wanneer: als jeuit een vloeistof of gas ongewenste stoffen wilt verwijderen
Werking:
ongewenste stoffen hechten aan het adsorptiemiddel (meestal actieve koolstof)
hoe fijner het adsorptiemiddel is des te beter kunnen ongewenste stoffen hechten
daarna moet je altijd nog filtreren
Nodig:
adsorptiemiddel (meestal actieve koolstof)
filter
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
programma 5 feb
vragen hw? + herhaling concentratie/percentage
hw controle incl controle op nakijken/verbeteren
maken samenvatting van alles waar JIJ nog moeite mee hebt
hw: leren hst 3 en maken test jezelf 3.1 en 3.2
Toets hst 3: cl 21 op 17 en Cl 25 op 18 februari Vooral oefenen namen en wanneer welke scheidingsmethode en op welk verschil in stofeigenschappen deze methode werkt
Slide 28 - Slide
3.2 herhaling concentratie berekenen
de concentratie geeft aan hoeveel van een stof in het totale mengsel aanwezig is. In een formule noteer je dat zo:
of
de eenheid is in (m)g/L of mg/g of afgeleide eenheden daarvan
Slide 29 - Slide
3.2: percentage berekenen in procenten
het percentage lijkt veel op de concentratie alleen druk je de verhoudingen nu uit in procenten
in een formule ziet dat er zo uit:
volumepercentage (bij vloeistof in vloeistof mengsel) en massapercentage (bij vaste stoffen). Je antwoord kan nooit > 100% zijn
Slide 30 - Slide
Noteer wat er gevraagd wordt.
Noteer wat er geven is.
Noteer je oplossing: -de formule - de ingevulde formule - uitkomst incl eenheid (of het aantal %)
In een pot jam van 450 g zit 30 g suiker, bereken de concentratie suiker in mg/g.
Gevr: concentratie suiker in jam.
Geg: 450 g jam bevat 30 g suiker.
Opl: concentratie = deel )/geheel concentratie = suiker/ jam concentratie = 30000 mg/450 g concentratie = 67 mg/g suiker in jam
Verplichte aanpak rekenopgaves Bijvoorbeeld:
Slide 31 - Slide
timer
10:00
Slide 32 - Slide
waarnemen
met je zintuigen
objectief (dus niet: het ruikt vies/ het smaakt lekker)
zo zorgvuldig mogelijk: de 3 W's: - wat gebeurt er? - waar/wanneer gebeurt het? - met welke stof?
Het ziet er vies uit =
Slide 33 - Slide
Altijd passend bij onderzoeksvraag
lees het doel/onderzoeksvraag
waarnemingen (=data verzamelen) én theorie met elkaar in verbinden (wat weet je al? wat zegt deze waarnemingen je? )= analyseren
Leg uit met woorden als: .....dus.....;.......want...;....omdat.....
gebruik jouw waarnemingen
conclusie trekken,
waar moet je op letten?
Slide 34 - Slide
Welk van de volgende uitspraken over een mengsel is/zijn waar?
A
Een mengsel bestaat uit een soort molecuul
B
Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen
C
Een mengsel heeft een kookpunt
D
Een mengsel heeft een kooktraject
Slide 35 - Quiz
Welke soort mengsels kun je scheiden door middel van filtratie?
A
Oplossingen
B
Suspensies
C
Emulsies
D
adsorpties
Slide 36 - Quiz
De scheidingsmethode extraheren berust op het verschil in:
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Oplosbaarheid
D
Aanhechtingsvermogen
Slide 37 - Quiz
wat voor soort mengsel krijg je als je water met olijfolie goed mengt?
A
een oplossing
B
een suspensie
C
een emulsie
D
een extract
Slide 38 - Quiz
hoe kun je het mengsel van water, zeep en olijfolie goed scheiden?
A
verhitten tot emulgator kapot gaat
B
filtreren
C
destilleren
D
een extractiemiddel toevoegen
Slide 39 - Quiz
De scheidingsmethode extraheren berust op het verschil in:
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Oplosbaarheid
D
Aanhechtingsvermogen
Slide 40 - Quiz
Welke van onderstaande mengsels is een emulsie
A
Zeewater
B
Melk
C
jus d'orange
D
Koffie
Slide 41 - Quiz
wat voor soort mengsel krijg je als je water met bruine suiker goed mengt?
A
een emulsie
B
een suspensie
C
een oplossing
D
een extract
Slide 42 - Quiz
welke uitspraken kloppen voor het mengsel van water met zand: het is een.....
A
Suspensie en het best te scheiden via filtratie
B
Suspensie en het best te scheiden via destillatie
C
Oplossing en het best te scheiden via indampen
D
emulsie en het best te scheiden via indampen
Slide 43 - Quiz
welke uitspraak over koolstof is niet waar
A
het is een adsorptiemiddel
B
het is een absorptiemiddel
C
als je het fijn maalt werkt het beter
D
als het stoffen heeft geadsorbeerd moet het worden vervangen