hv1p di 12 apr - 2

Welkom terug hv1p!

Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!

Wat heb je nodig?

• Lesboek 
• Schrift
• Pen (ja, een potlood mag ook)

Wat gaan we deze les doen?

• opdrachten nakijken
• leren over grammatica: zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
  
• we maken opdrachten over dit onderwerp

Doelen van deze les

Aan het einde van deze les weet je:

• wat het zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden zijn;
• hoe je deze herkent
• en hoe je deze vindt in een zin

Werkwoordelijk gezegde?

Hier hebben we het eerder vandaag over gehad. 

Hoe zat het ook alweer?

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord (zww). 

Het geeft aan wat het onderwerp ‘doet’, bijvoorbeeld:
studeren, tennissen, tuinieren, kwispelen, krijgen of vallen.

Hulpwerkwoorden (hww) komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord. Ze ‘helpen’ om het gezegde te maken;
denk aan: hebben, zijn, worden, zullen, kunnen en mogen.

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Zo herken je het zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

• In een zin staat altijd maar één zelfstandig werkwoord.
  
• Als in een zin slechts één werkwoord (= de persoonsvorm) staat, is dat een zelfstandig werkwoord:
  Bij de bakker koop (zww) je lekkere gebakjes.
  
  

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

• Als er meer werkwoorden in de zin staan,
  staat het zelfstandig werkwoord meestal achter in de zin.
  Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoord (hww):
  Bij de bakker kun (hww) je lekkere gebakjes kopen (zww).
  Bij de bakker zou (hww) je lekkere gebakjes kunnen (hww) kopen (zww).

Startopdracht

Laat van de zin de pv weg tot je nog maar één werkwoord overhoudt.

Het werkwoord mag je vervoegen. 

De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd. 

Aan de slag!

Wat? Je maakt opdracht  1, 2, 3 en 4.
van hoofdstuk 3: grammatica - zinsdelen in je schrift. 

Hoe? 5 min. zelfstandig en stil.  Na 5 min. mag je fluisterend overleggen.

Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op.

Tijd? 15 minuten.

Resultaat? Je leert over zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden.         Klaar? Dan maak je opdracht 5.

                                                           

Doelen van deze les

Aan het einde van deze les weet je:

• wat het zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden zijn;
• hoe je deze herkent
• en hoe je deze vindt in een zin

Klopt dit? Hoe ging het?