Aan het eind van de les weten wij het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik en kunnen dit toepassen in een verhaal.
Slide 3 - Slide
Letterlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik is als je iets precies zegt zoals je het bedoelt.
Slide 4 - Slide
Figuurlijk taalgebruik
Bij figuurlijk taalgebruik betekent een woord niet precies wat er staat. Je moet de betekenis van het woord niet letterlijk nemen, het woord wordt dan figuurlijk gebruikt. Het is een vorm van beeldspraak.
Slide 5 - Slide
Quiztime!
Wordt het letterlijk of figuurlijk bedoeld?
- pak je wisbordje
- schrijf als antwoord F voor figuurlijk
- schrijf als antwoord L voor letterlijk
Slide 6 - Slide
Dylano klimt in een grote boom.
Slide 7 - Slide
Het goede antwoord is:
Letterlijk taalgebruik
Slide 8 - Slide
Dylano is een boom van een vent.
Slide 9 - Slide
Het goede antwoord is:
Figuurlijk taalgebruik
Slide 10 - Slide
Fien trekt de stoute schoenen aan.
Slide 11 - Slide
Het goede antwoord is:
Figuurlijk taalgebruik
Slide 12 - Slide
Ik kan geen goede knoop maken.
Slide 13 - Slide
Het goede antwoord is:
Letterlijk taalgebruik
Slide 14 - Slide
De meester struikelde over zijn eigen woorden.
Slide 15 - Slide
Het goede antwoord is:
Figuurlijk taalgebruik
Slide 16 - Slide
Verhaal
Eisen:
Begin -> Kern -> Slot (passend)
Amsterdam
Minimaal één regel moet figuurlijk taalgebruik zijn.