Modale werkwoorden

Modale werkwoorden
Tegenwoordige tijd
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Modale werkwoorden
Tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Tekst
Modale werkwoorden

Slide 2 - Mind map

Vervoeg de modale werkwoorden.
(mogen) Er ........... seine Lehrerin nicht.

Slide 3 - Open question

Vervoeg de modale werkwoorden:

(kunnen) Ich ............... gut kochen

Slide 4 - Open question

Vervoeg de modale werkwoorden.
(können) Ihr ........... heute nicht ins Kino gehen.

Slide 5 - Open question

Vervoeg de modale werkwoorden.
(mogen) Ihr ........... heute nicht ins Kino gehen.

Slide 6 - Open question

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij ich en er/sie/es?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 7 - Quiz

modale werkwoorden
Hunde _____ mit in diesen Park.
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 8 - Quiz

modale werkwoorden
Hunde _____ mit in diesen Park.
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 9 - Quiz

modale werkwoorden
In Restaurants _____ er auch mit Kreditkarte zahlen.
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt

Slide 10 - Quiz

modale werkwoorden
Sander ...... (kan) dir helfen.
A
kann
B
könnt
C
können
D
kannst

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(lusten) ..... du Spinat?
A
mögst
B
möge
C
magst
D
mage

Slide 12 - Quiz


Wat is de ik-vorm van het modale werkwoord können?
A
kann
B
kannt
C
könn
D
könnt

Slide 13 - Quiz

modale werkwoorden
Ihr ...... (kunnen) es nicht sehen
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt

Slide 14 - Quiz

Modale werkwoorden
Ich ..... (mag) es euch nicht sagen
A
dürfen
B
darf
C
dürft
D
dürf

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(moet) Ich ....... meine Zähne putzen.
A
muss
B
müss
C
musse
D
müsse

Slide 16 - Quiz

Wat betekent het modale werkwoord: dürfen?
A
moeten
B
durven
C
mogen ( aardig vinden)
D
mogen ( toestemming hebben)

Slide 17 - Quiz