5. Geef je mening aan en doe niet alsof heb objectief is (een feit is).Geef aan wat jouw idee, jouw visie, jouw gevoel is door: “Ik vind… “, “Het komt zo op mij over … “ en niet “Jij bent …”.
6. Geef aan wat het effect is van het gedrag van die ander op jou.
Welke gevoelens roept het op? Bijvoorbeeld: “Jij keek mij niet aan terwijl ik mijn verhaal vertelde, daardoor voelde ik me niet serieus genomen”. (Geef ook jezelf bloot).
7. Feedback moet de behoefte van de ontvanger dienen en niet de behoefte van de gever.
Vraag in oefensituaties vooraf waarop de ontvanger feedback wil hebben.)
8. Wees selectief in het geven van feedback
Richt je op een aantal hoofdzaken in plaats van vele fragmenten. Overvoer de ander niet.