les 53 persoonsvorm

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom

1. Huiswerk controle les 45 opdracht 1 t/m 8 
2. Lezen leesboek 10 minuten
3.Doel
4. Uitleg: persoonsvorm die eindigt op -d, -t of -dt
5. Aan de slag
6. Afsluiting

Slide 2 - Slide

Huiswerk controle
les 45 opdracht 1 t/m 8 

Slide 3 - Slide

Lezen in stilte
- Pak allemaal je leesboek
- 10 minuten in STILTE lezen.

Slide 4 - Slide

Doel van de les
- Je leert wanneer een persoonsvorm eindigt op -d, -t of -dt.

Slide 5 - Slide

Terughalen
-Hoe vind je de persoonsvorm ?

1.
2.
3.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat is de juiste persoonsvorm?
De jonge coureur rijdt/rijd sinds kort voor een topteam.
A
Rijdt
B
Rijd

Slide 12 - Quiz

Uitleg
Persoonsvorm tegenwoordige tijd.

Jij, hij, zij, het, men, u = ik vorm  + t. 


Slide 13 - Slide

Wat is de juiste persoonsvorm:
Word/ Wordt jij mijn nieuwe buurjongen?
A
Word
B
Wordt

Slide 14 - Quiz

Uitleg
Als je of jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm.
- jij wordt
- Word jij? 

Slide 15 - Slide

Hij werd geredt/gered door de hulpdiensten.
A
Geredt
B
Gered

Slide 16 - Quiz

Uitleg
Gered is een voltooid deelwoord, dus eindigt nooit op -dt. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

De fotograaf heeft die onderscheiding wel ......
A
verdient
B
verdiend

Slide 20 - Quiz

Mamma ...... dat kind.
A
verwent
B
verwend

Slide 21 - Quiz

De president heeft daar zeker iets mee ......
A
bedoelt
B
bedoeld

Slide 22 - Quiz

Weet jij wat zij daar precies mee ......?
A
bedoelt
B
bedoeld

Slide 23 - Quiz

Zelfstandig werken
Wat?
Les 53, maken vraag 1 t/m 7 op blz. 110 en 111.
Hoe?
Lees nog een keer de uitleg op blz. 110.
Tijd?
Tot einde van de les.
Klaar? 
Numo maken 10 minuten

Slide 24 - Slide

Weet jij al wanneer hij naar Den Haag verhuis_?
A
d
B
t
C
dt

Slide 25 - Quiz

Afsluiting
- Wanneer eindigt een persoonsvorm op -d, -t of -dt?

Slide 26 - Slide