1C woensdag 7 april

Woensdag 7 april
Schrijfoefeningen: klaar! Wanneer de toets is laat ik volgende week weten. 

Nu weer een reeks lessen Grammatica en Spelling. 
Eerst: presentatie Azra

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woensdag 7 april
Schrijfoefeningen: klaar! Wanneer de toets is laat ik volgende week weten. 

Nu weer een reeks lessen Grammatica en Spelling. 
Eerst: presentatie Azra

Slide 1 - Slide

Presentatie Azra

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Periode 4: spelling & grammatica

Les 36 : Hoe weet je of de persoonsvorm eindigt op -d, -t, of -dt? --> vandaag
Les 37 : Hoe gebruik je hulpwerkwoorden? --> volgende wk woensdag
Les 38 : Hoe schrijf je lastige werkwoorden in de verleden tijd? --> volgende wk donderdag
Les 44 : Hoe gebruik je bezittelijke voornaamwoorden? --> volgende wk vrijdag

Les 36 t/m 38 --> je oranje boek!

Slide 10 - Slide

LES 36: Hoe weet je of de persoonsvorm eindigt op -d, -t, of -dt?



Lesdoel: na deze les kan ik vertellen wanneer een persoonsvorm eindigt op -d, -t, of -dt.

Slide 11 - Slide

Even zien wat jullie al weten... Een korte quizzz

Slide 12 - Slide

De persoonsvorm is altijd een
A
werkwoord
B
persoon

Slide 13 - Quiz

De persoonsvorm heeft drie kenmerken.

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
De persoonsvorm
B
heeft
C
drie
D
kenmerken

Slide 14 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
Maak de zin langer. De pv verschijnt dan vanzelf
B
Kies het langst geschreven werkwoord
C
Maak de zin vragend. De pv komt vooraan de zin

Slide 15 - Quiz

De persoonsvorm:
Is altijd een werkwoord
Het werkwoord dat vooraan de zin komt, als je van de zin een vraagzin maakt. 

Robbie is een knappe kickbokser
Is Robbie een knappe kickbokser?
Is = de persoonsvorm

Slide 16 - Slide

Jullie weten al uit les 6:
Je schrijft de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd als volgt:
de ik-vorm + t:
Ik loop
Hij loopt
Zij loopt
Jij loopt
U loopt

Slide 17 - Slide

Maar soms eindigt de ik-vorm al op een 
-d of -t. Wat dan?

Ik - vorm al een -d: alsnog +t!
Ik vind --> Jij vindt, hij vindt, zij vindt, u vindt
Ik word --> Jij wordt, hij wordt, zij wordt, u wordt

Ik - vorm al een -t; hier staat al een -t, dus er komt er niet nog eentje bij
Ik laat --> jij laat, hij laat, zij laat, u laat
Ik rust --> jij rust, hij rust, zij rust, u rust

Slide 18 - Slide

Let op!
Als jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm. 
Word jij ook zo gek van juf Vos? Ezelsbruggetje, gebruik het werkwoord lopen, dan hoor je altijd of er een -t achterkomt of niet. 

De ik - vorm eindigt NOOIT op dt. Dus ik wordt = fout!

Een voltooid deelwoord eindigt nooit op -dt. 
Hij is gered. Het is niet hij is geredt

Slide 19 - Slide

'Pieter vertelt een goede grap.'
Vertelt is hier goed geschreven
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

'Wordt jij kampioen, denk je?'
Wordt is hier fout geschreven
A
Dat klopt
B
Dat klopt niet

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste persoonsvorm in:

Zij .... niet van geroddel in de klas (houden van)
A
Houd
B
Houdt
C
Houden
D
Houde

Slide 22 - Quiz

Aan de slag
Jullie maken opdracht 1 t/m 10 van les 36. 
Jullie hebben tot 5 minuten voor tijd. 
Wat niet af is, is huiswerk voor woensdag. Je stuurt me foto's van de opdrachten in Teams. Vergeet vraag 10 niet helemaal te maken!!

Slide 23 - Slide

Lesafsluiting
Gedaan: Uitleg en oefeningen over persoonsvorm 
 
Geleerd: wanneer de persoonsvorm op -d, -t, of -dt eindigt. 

Woensdag: huiswerk --> alle opdrachten van les 36.  

FIJNE DAG ALLEMAAL!

Slide 24 - Slide