Les 53

Startklaar: jas uit, telefoon in rugzak. Rugzak op grond. Vandaag nodig: eerst leesboek, daarna laptop + kernboek. 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1,2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startklaar: jas uit, telefoon in rugzak. Rugzak op grond. Vandaag nodig: eerst leesboek, daarna laptop + kernboek. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vandaag
Samen lezen Alaska
Uitleg boekopdracht

Daarna les 53 
Blz.110/111
Met laptop +  kern-boek


Slide 3 - Slide

Pak je boek 

Luister en lees mee


Slide 4 - Slide

Boekopdracht PTO-3
Je vindt de opdracht in Magister/ELO/Opdrachten

Je levert je opdracht in een Word-document in. 

Slide 5 - Slide

Startklaar: zitten op plattegrond

Jas uit, telefoon in rugzak. Rugzak op grond. Boek, schrift, pen op tafel. Klaarzitten. Luisteren  
timer
5:00

Slide 6 - Slide

Login + blz. 110

In hoofdstuk 53 leer je wanneer een persoonsvorm eindigt op een -d, -t of -dt

Slide 7 - Slide

Leerdoelen hst 53
R: Ik weet wanneer een persoonsvorm eindigt op een -d, -t of -dt.
T1: Ik kan zien of een persoonsvorm op een juiste manier in een zin is geschreven.
T2: Ik kan in een zin een passende persoonsvorm eindigend op -d, -t, en -dt invullen. 
I: Ik kan zelf zinnen maken met een gegeven persoonsvorm die eindigt op -d, -t, -dt. 

Slide 8 - Slide

Wat is ook weer een persoonsvorm? Hoe vind je de persoonsvorm in een zin.

Slide 9 - Mind map

Aan de slag
Vraag 1 + 2 

Gezegde: alle werkwoorden in de zin (hst 38)
Persoonsvorm: vraag maken, getals- of tijdproef (hst 6) 
timer
5:00

Slide 10 - Slide

Antwoorden 1 + 2 

Vindt, zou willen vinden, overkwam, ging, komt aan, ziet staan,
komt opdagen, besluit te openen, blijkt, zit, belt, neemt mee, ontdekt, staat, belooft te bedanken. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Is het de persoonsvorm?
tegenwoordige tijd
verleden tijd
ik vorm opschrijven
Je vraagt   wie?
verandert het werkwoord?
ik vorm opschrijven
Je vraagt   wie?
ik                   - (niets)
een ander (u/jij/hij/zij)   +t
meer            +en
ik                   te / de
een ander   te  / de
meer            ten / den

Slide 13 - Slide

Wat is de juiste persoonsvorm?
De jonge coureur ..... sinds kort voor een topteam.
A
rijd
B
rijdt

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm?
Een beroemd ontwerper ... meubels met een 3D-printer.
A
print
B
prindt

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm?
De conciërge .... de kantine aan met kerstviering.
A
kleed
B
kleedt

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm?
Het gepromoveerde elftal .... onderaan de ranglijst.
A
bungelt
B
bungeld

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm?
Wat een hondenweer! Gelukkig .... het allemaal snel over.
A
waait
B
waaid

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm?
.... jij van smoothies?
A
houd
B
houdt

Slide 19 - Quiz

Aan de slag
Maak vraag 6 
Blz. 111

timer
5:00

Slide 20 - Slide

Antwoorden vraag 6
a luistert
b traint
c zit
d voedt
e woont
f reageert
g raadt
h praat 

Slide 21 - Slide

Maak een goede zin waarin het werkwoord 'verstaan' in de persoonsvorm gebruikt is in de tegenwoordige tijd.

Slide 22 - Open question

Maak een goede zin waarin het werkwoord 'wedden' in de persoonsvorm gebruikt is in de tegenwoordige tijd.

Slide 23 - Open question

Maak een goede zin waarin het werkwoord 'branden' in de persoonsvorm gebruikt is in de tegenwoordige tijd.

Slide 24 - Open question

Maak een goede zin waarin het werkwoord 'spatten' in de persoonsvorm gebruikt is in de tegenwoordige tijd.

Slide 25 - Open question

Geleerd?
R: Ik weet wanneer een persoonsvorm eindigt op een -d, -t of -dt.
T1: Ik kan zien of een persoonsvorm op een juiste manier in een zin is geschreven.
T2: Ik kan in een zin een passende persoonsvorm eindigend op -d, -t, en -dt invullen. 
I: Ik kan zelf zinnen maken met een gegeven persoonsvorm die eindigt op -d, -t, -dt. 

Slide 26 - Slide

Gedrag dat ik wil zien
In 3 minuten: lokaal in, zitten op plattegrond, boek schrift, pen op tafel,  jas uit, telefoon in je rugzak. 

Meedoen met de les: niet naar elkaar kijken of praten. 
Als je opdracht krijgt, ga je dat maken. 

Slide 27 - Slide

Anders:
1. Waarschuwing
2. Strafwerk
3. Eruit (dan krijg je strafwerk, worden je ouders gebeld en moet je een uur terugkomen)
4. Gesprek adjunct met je ouders als te vaak eruit 
Let op: als je strafwerk niet gemaakt hebt, kom je de les niet meer in de volgende keer. Dan ben je er dus uitgestuurd. 

Slide 28 - Slide

Aan de slag

Slide 29 - Slide