7/1 H3 lezen betogende tekst, argument, kritisch lezen, oorzaak-gevolg

H3
Lezen

3.3  blz. 170-181
1 / 54
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3
Lezen

3.3  blz. 170-181

Slide 1 - Slide

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Instructie

  • Werken  
  • Exitticket

  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Slide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

  • kun je benoemen wat een betogende tekst is en deze herkennen;
  • kun je benoemen wat een argument is en deze herkennen;
  • kun je de leesstrategie kritisch lezen toepassen;
  • kun je het tekstverband oorzaak en gevolg herkennen.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Slide

Spelen met woordsoorten: 
Je hoort straks een liedje.
1. Doe je schrift open en pak een pen.
2. Kies twee leuke zinnen uit het liedje en schrijf die op twee zinnen op in je schrift.
3. Benoem in je schrift de PV en het volledige naamwoordelijk gezegde (werkwoordelijk deel en naamwoordelijk deel)..
4 Noteer het na het liedje in de dia die dan komt.
4. Iedereen doet  mee en maakt de opdracht voor zichzelf en dus niet samen!
Voorbeeld van een zin. Zo noteer je het:
Dit is een liedje en dat gaat je irriteren.
PV= is
NG:
wwd = is 
nwd = een liedje

Slide 4 - Slide

Spotify (Engelengezang)






https://open.spotify.com/track/0DL5ZiYdN0I4xpJ1yJfvC4?si=65110dcbb00540ed
Noteer 2 zinnen. Benoem de PV en het WG.

Slide 5 - Slide

Noteer 2 zinnen. Wat is de PV en het NG (WWD en NWD)?

Slide 6 - Open question

Songtekst van Engelengezang - Snollebollekes


Hoem pa pa di da di dum pa di de
Hoem pa pa di da di dum pa di de

Ik was laatst in de stad
In 't zuiden van het land
Ik hoorde in een kroeg
Engelengezang
En oh het was zo mooi
Oh het was zo spang
Dit hoorde ik nog nooit
Dit engelengezang


Hoem pa pa di da di dum pa di de
Hoem pa pa di da di dum pa di de oeh ja
Hoem pa pa di da di dum pa di de
Hoem pa pa di da di dum pa di de
Hoem pa pa di da di dum pa di de
Hoem pa pa di da di dum pa di de

Papa ziet meer pups dan een hondenkennel
Giet batra in cups jonko krommer dan een
Hengel
Sap
Vers van de tap ey je snapt wat ik bedoel
Stond buit n in het zuiden zachte G net Gers Pardoel
Trappin' like a full secured backend controlly
Ik wil m'n wijn rood net een colbert van Snollie
Designer op m'n leier avec de chanson
Stone Island heupflacon ja vanavond gaan we dom ey

Slide 7 - Slide

Songtekst van Engelengezang - Snollebollekes

Ik was laatst in de stad
In 't zuiden van het land
Ik hoorde in een kroeg
Engelengezang
En oh het was zo mooi
Oh het was zo spang
Dit hoorde ik nog nooit
Dit engelengezang

Hoem pa pa di da di dum pa di de
Hoem pa pa di da di dum pa di de
Hoem pa pa di da di dum pa di de
Hoem pa pa di da di dum pa di de


Zo mooi zo mooi zo mooi zo mooi
Mijn god wat drink ik nu nog een
Vodka jus
Zo mooi zo mooi zo mooi zo mooi
Lekker lekker lekker yi haa

Ga dom all day met m'n partycomité
Na een fles Bombay zing ik net als Ron D
Kom niet voor een kop thee maar een shot Grey
Fissa abonnee op een sudder net hachee

Roll de dice heet Yahtzee keek net
Neem een shotje artistiek noem het atelier
Gooi die benen los never skip legday

Slide 8 - Slide

Songtekst van Engelengezang - Snollebollekes

Oh man dit engelengezang verdient Airplay
Ik was laatst in de stad
In 't zuiden van het land
Ik hoorde in een kroeg
Engelengezang
En oh het was zo mooi
Oh het was zo spang
Dit hoorde ik nog nooit
Dit engelengezang
Oh zo mooi

Het is zo veel gekke zooi
Volkomen van de leg
Ge denkt dit is een droom
Maar dit is echt

Hoem pa pa di da di dum pa di de
Hoem pa pa di da di dum pa di de
Hoem pa pa di da di dum pa di de
Hoem pa pa di da di dum pa di de

Zo mooi zo mooi zo mooi zo mooi
Hoem pa pa di da di dum pa di de
Zo mooi zo mooi zo mooi zo mooi
Hoem pa pa di da di dum pa di de

Slide 9 - Slide

timer
20:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 10 - Slide

H1 en H2
Maak eventueel aantekeningen

Slide 11 - Slide

Wat doe je als je verkennend leest?
A
Bekijk de titel, tussenkopjes en afbeeldingen. Lees de eerste en laatste alinea van de tekst.
B
Lees de eerste en laatste zinnen van alle alinea's
C
Lees de tekst helemaal
D
Lees het stukje dat je nodig hebt tussenkopjes, opsommingstekens of anders gedrukte woorden

Slide 12 - Quiz

Verkennend lezen 
Verkennend lezen van een tekst
• Lees de titel en de eerste en de laatste alinea.
• Lees tussenkopjes en vetgedrukte woorden.
• Bekijk eventuele afbeeldingen.
• Lees de bronvermelding onder de tekst.

Daarbij stel je jezelf vragen als:
• Wat is waarschijnlijk het onderwerp?
• Wat voor soort tekst is het?
• Met welk doel is de tekst geschreven?
• Hoe is de tekst opgebouwd? Is er een duidelijke inleiding of slot?
• Wat is de bron van de tekst en wie is de schrijver?

Slide 13 - Slide

Bij nauwkeurig lezen
A
Maakt het nog niet uit of je de tekst begrijpt.
B
Probeer je de tekst zo goed mogelijk te begrijpen.
C
Lees je zo snel mogelijk.
D
Moet je altijd hardop lezen.

Slide 14 - Quiz

Nauwkeurig lezen
Nauwkeurig lezen van een tekst
• Lees de tekst aandachtig, zin voor zin.
• Let op de informatie die inleiding en slot geven.
• Vraag je af wat het belangrijkste is wat over het onderwerp wordt gezegd.
• Stel de betekenis vast van belangrijke moeilijke woorden.
• Kijk wat het verband is tussen tekstdelen.

Slide 15 - Slide

zoeken en studerend lezen
Zoekend lezen
In een tekst zoeken naar het antwoord op een vraag.

Studerend lezen
Een tekst lezen om de informatie te onthouden.

Slide 16 - Slide

Moeilijkewoordenwijzer

Gebruik dit stappenplan als je een onbekend (moeilijk) woord tegenkomt in een tekst:
1 Vraag je eerst af of het woord belangrijk is. Misschien begrijp je de tekst ook wel zonder dat je de
betekenis weet.
2 Is het woord wél belangrijk, kijk dan of je de betekenis kunt afleiden uit de context.
• Kijk of de schrijver een omschrijving geeft, of een voorbeeld, of een synoniem dat je wél kent.
• Kijk of in de context informatie staat die een aanwijzing geeft over de betekenis.
3 Pas als dit niets oplevert, zoek je het woord op in een woordenboek of vraag je de betekenis aan iemand in je omgeving.

Slide 17 - Slide

timer
2:00
Amuseren
Activeren
Overtuigen
je vermaken
Proberen iemand iets te laten doen of juist niet

Slide 18 - Drag question

Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm

Slide 19 - Slide

Wat is de opbouw van een tekst?
A
Inleiding en kern
B
Inleiding, kern en slot
C
Kern en slot
D
Inleiding en slot

Slide 20 - Quiz

Opbouw van een tekst
In een goedgeschreven tekst staat de informatie in een logische volgorde: de tekstopbouw.
Twee manieren om een tekst op te bouwen komen vaak voor:
• een driedeling: inleiding – kern – slot;
• een tweedeling: inleiding – kern.

Als de laatste alinea van een tekst nog nieuwe informatie toevoegt aan het onderwerp, hoort die bij de kern.
Als de laatste alinea de tekst afrondt, bijvoorbeeld in de vorm van een samenvatting of conclusie, dan is er sprake van een slot.




Slide 21 - Slide

Functies van de inleiding:
Wat is een functie van de inleiding?
A
Conclusie geven
B
Centrale vraag stellen
C
Waarschuwing geven
D
mening van de schrijver te geven

Slide 22 - Quiz

Opbouw van een tekst
Elke inleiding is allereerst bedoeld om aandacht te trekken. De inleiding moet ervoor zorgen dat de lezer ook de rest van de tekst gaat lezen.

Een inleiding kan ook nog andere functies hebben:
• het onderwerp noemen of beschrijven;
• de aanleiding noemen. De schrijver geeft aan waarom hij de tekst heeft geschreven;
• de centrale vraag stellen. De schrijver beantwoordt deze vraag later in de tekst;
• de mening van de schrijver geven. In de rest van de tekst ondersteunt de schrijver zijn mening met argumenten;
• een samenvatting van de inhoud geven. In de rest van de tekst geeft de schrijver meer bijzonderheden (een nieuwsbericht is zo opgebouwd).




Slide 23 - Slide

Functies van het slot.
Wat is een functie van het slot?
A
de centrale vraag stellen
B
Een advies geven
C
Een samenvatting geven.
D
enkele personen introduceren.

Slide 24 - Quiz

Opbouw van een tekst
Functies van het slot
Een slot kan verschillende functies hebben:
• een conclusie geven. Je herkent een conclusie vaak aan signaalwoorden als: dus, daarom, dan ook;
• een samenvatting geven van het belangrijkste uit de tekst. Je herkent een samenvatting vaak aan signaalwoorden als: kortom, samenvattend;
• een advies geven. Je herkent een advies bijvoorbeeld aan zinnetjes als: het is raadzaam, het is beter, het is aan te raden.



Slide 25 - Slide

Functies tekstdelen - kort
Inleiding: de schrijver noemt het onderwerp van de tekst en wil de lezer nieuwsgierig maken.
 Dit kan op veel manieren, bijvoorbeeld:
• een gebeurtenis beschrijven;
• een mening over het onderwerp geven;
• een vraag over het onderwerp stellen.
Kern: het grootste deel van de tekst met de meeste informatie over het onderwerp. 
Gaat per alinea in op een deelonderwerp van het onderwerp. Tekstverbanden om het een lopende tekst te maken!
Slot:  meestal de laatste alinea, 
bijvoorbeeld:
• het belangrijkste wordt kort herhaald 
• er wordt naar de toekomst wordt gekeken
• de vraag uit de inleiding wordt beantwoorden
Vaak hebben ze een vaste structuur!


Slide 26 - Slide

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsommend
tegenstellend
redengevend
concluderend
echter
maar
ook
namelijk
daarnaast
want
al met al
dus

Slide 27 - Drag question

Tekstverband - signaalwoord
Tekstverband = het verband van een tekst
--> hoe de woorden, zinnen of alinea's met elkaar verbonden zijn.

Daar gebruiken we signaalwoorden voor.
Signaalwoorden = een woord dat een signaal (een teken) geeft dat er iets in een alinea gaat gebeuren. Er komt bijvoorbeeld een tegenstelling aan.
--> het woord laat met een signaal laat zien of er bijvoorbeeld
een uitleg of voorbeeld volgt, die dus aansluit bij het woord.de zin of de alinea daarvoor.

Elk tekstverband heeft dus bijbehorende signaalwoorden. 
LET OP: sommige signaalwoorden (of woorden die er op lijken) kunnen ook bij andere tekstverbanden horen!

Slide 28 - Slide

Hoe pak je het aan?
Kennen = kennis = leerwerk (je moet het echt uit je hoofd kennen, bijvoorbeeld door flitskaartjes te maken): tekstverbanden en de bijbehorende signaalwoorden

Kunnen = oefenen van wat je geleerd hebt
- toepassing = een tekstverband kunnen herkennen tussen woorden, in zinnen en tussen alinea's
- toepassen = aan signaalwoorden kunnen zien bij welk tekstverband ze horen
- inzicht = zelf een tekstband kunnen aanbrengen door signaalwoorden te gebruiken tussen woorden, in zinnen en tussen alinea's


Slide 29 - Slide

Tekstverbanden/signaalwoorden
Verbanden

• opsommend


• tegenstellend



tijdsvolgorde


- samenvattend
Verbindingswoorden/signaalwoorden

• ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook, (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen

• maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant


• eerst, terwijl, nadat, voordat, daarna, vervolgens, ten slotte


- kortom, om kort te gaan, samenvattend, al met al

Slide 30 - Slide

Tekstverbanden/signaalwoorden
Verbanden
• redengevend

•concluderend

uitleggend


• vergelijking
Verbindingswoorden/signaalwoorden
• want, omdat, namelijk, immers, daarom, de reden hiervoor

• dus, concluderen, dat betekent, kortom, al met al

• dat wil zeggen, met andere woorden uitleg met voorbeelden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou

• net zo als, even ... als, in vergelijking met, meer/groter dan (Jolanda verdient minder geld dan ik) = vergelijkende trap



Slide 31 - Slide

Feit, mening?

Chocolade is lekker.
A
Feit
B
Mening

Slide 32 - Quiz

Feit of mening 
mening = subjectief  = met sentiment = met gevoel 
- kun je het mee eens zijn of niet
- kun je niet controleren
feit = objectief = ongevoelig = zonder gevoel 
- kun je controleren 
- kan waar of niet waar zijn

Slide 33 - Slide

Objectieve informatie 
Objectieve informatie is informatie waarin de mening van de schrijver geen rol speelt. Hij is neutraal, hij presenteert feiten.
Objectieve informatie vind je bijvoorbeeld in een encyclopedie als Wikipedia (check de betrouwbaarheid, dus fact checken) of in een nieuwsbericht. Als lezer verwacht je dat de informatie waar is of dat het echt zo is gebeurd.


Slide 34 - Slide

Informatieve tekst

Slide 35 - Slide

Nieuwe lesstof
Maak aantekeningen!
(LessonUp wordt niet gedeeld)

Slide 36 - Slide

Wat is een betogende tekst?

Slide 37 - Mind map

Allereerst: waarom moet je dit leren?

  • Ze helpen je bij het begrijpen hoe teksten zijn opgebouwd en te weten wat waar in een tekst staat.
  • Herkennen van betogende teksten en de inhoud kunnen begrijpen (leesvaardigheid) en leren je hoe je zelf een betogende tekst moet schrijven (toets, schoolexamens en centraal eindexamen)

  • Het is verplichte lesstof.

Slide 38 - Slide

Betogende tekst

Belangrijkste doel: de lezer overtuigen dat zijn/haar mening juist is.
Dit wordt gedaan door argumenten.
De hoofdgedachte bestaat altijd uit de mening van de schrijver, meestal gevolgd door het belangrijkste argument.

Vormen:
een opiniërend artikel, boekbespreking, ingezonden brief of klachtenbrief

Bestaat uit 3 delen:
Inleiding: onderwerp en mening
Kern: argumenten voor mening
Slot: conclusie of samenvatting

Slide 39 - Slide

Wat is het doel van een betogende tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
activeren

Slide 40 - Quiz

Wat is een betogende tekst
A
Een mening laten veranderen door argumenten
B
Iemand informatie geven over de tekst
C
Iemand iets laten kopen door argumenten
D
Verschillende kanten van een tekst laten zien

Slide 41 - Quiz


      Wat zijn argumenten? Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 42 - Quiz

Argumenten
Informatie om een mening te bewijzen.
Kan zowel feit als mening zijn:
Ik vind Groningen een leuke stad, want je kunt er goed winkelen. (mening)
Ik vind Rotterdam een leuke stad, want er zijn veel musea. (feit)

Een feit overtuigt de lezer eerder, kan je controleren.
Een mening kan je niet bewijzen, dus je kan het er 
mee eens zijn of niet.
--> met feiten overtuig je dus krachtiger!

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

Kritisch lezen
Vijfde leesstrategie:
- verkennend lezen 
- nauwkeurig lezen
- zoekend lezen
- studerend lezen
- kritisch lezen

Je stelt vragen als: 
- Is de schrijver deskundig? Is de informatiebron betrouwbaar? Is de informatie waar?
- In een betoog vooral bij de argumenten.
- Is dit waar? Is het echt zo gebeurd? Vind ik dit overtuigend? Kan dit kloppen?

Slide 45 - Slide

Oorzaak en gevolg
Geeft aan dat er iets gebeurd (gevolg), omdat er daarvóór iets anders plaatsvond (oorzaak).

Er kunnen meerdere oorzaken zijn.
Signaalwoorden:
Doordat, zodat, daardoor, waardoor, met als gevolg

Slide 46 - Slide

Tekstverbanden H1, 2 en 3
Tekstverband
Signaalwoorden
Opsommend
ten eerste, ook, eveneens, bovendien, verder, tevens, zowel... als, ten slotte, om te beginnen, daarnaast, niet alleen... maar ook...
Tijdsvolgorde
eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra, ten slotte
Tegenstellend
maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel, enerzijds... anderzijds, daar staat tegenover
Uitleggend
bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, zoals
Redengevend
want, omdat, daarom, immers, namelijk
Concluderend
dus, dan ook, concluderend, de slotsom is, hieruit volgt
Samenvattend
kortom, om kort te gaan, samenvattend, al met al
Oorzaak en gevolg*
doordat, daardoor, zodat, waardoor, met als gevolg
Vergelijkend
net als, zoals, evenals

Slide 47 - Slide

Werk voor deze en de volgende les + huiswerk: 


Pak je VIP en noteer:
Online, teksten in je lesboek gebruiken: H3.3 opdracht 1, 3, 5, 7, 12 t/m 16 en 22
Klaar = in STILTE lezen
Volgende les klaar met de oefentoets = verder werken aan deze opdrachten!

Slide 48 - Slide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

  • kun je benoemen wat een betogende tekst is en deze herkennen;
  • kun je benoemen wat een argument is en deze herkennen;
  • kun je de leesstrategie kritisch lezen toepassen;
  • kun je het tekstverband oorzaak en gevolg herkennen.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 49 - Slide

1. Een betogende tekst noem je ook wel een: ....................
2. Een schrijver van een betogende tekst heeft als schrijfdoel: ....................
3. Een schrijver van een betogende tekst zorgt ervoor dat hij zijn doel bereikt door: ....................
4. Een voorbeeld van een betogende tekst is: ....................
4. Een synoniem voor 'mening' is: ....................
5. In een betogende tekst komt de mening in de .................... 
     en de argumenten in de .................... 
overtuigen
een recensie
inleiding
zijn mening te onderbouwen met goede argumenten
standpunt
overtuigende tekst

Slide 50 - Drag question

Antwoorden
1. Een betogende tekst noem je ook wel een: overtuigende tekst.
2. Een schrijver van een betogende tekst heeft als schrijfdoel: overtuigen.
3. Een schrijver van een betogende tekst zorgt ervoor dat hij zijn doel bereikt door: zijn mening te onderbouwen met goede argumenten.
4. Een voorbeeld van een betogende tekst is: een recensie.
4. Een synoniem voor 'mening' is: standpunt.
5. In een betogende tekst komt de mening in de inleiding.
     en de argumenten in de kern.

Slide 51 - Slide

Ik kan benoemen wat een betogende tekst is en deze herkennen en ik kan benoemen wat een argument is en deze herkennen.

😒🙁😐🙂😃

Slide 52 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

Slide 53 - Open question

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 54 - Open question