uitleggen wat de tweezwaardenleer betekende voor de verhouding tussen kerk en koningen;
uitleggen waar de investituurstrijd over ging en hoe hij eindigde;
uitleggen dat het feodale stelsel de macht van de koning verzwakte en dat de opkomst van steden de positie van koningen versterkte
verklaren waarom centralisatie en staatsvorming in Frankrijk en Engeland redelijk succesvol waren.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 16 slides, with text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Leerdoelen
uitleggen wat de tweezwaardenleer betekende voor de verhouding tussen kerk en koningen;
uitleggen waar de investituurstrijd over ging en hoe hij eindigde;
uitleggen dat het feodale stelsel de macht van de koning verzwakte en dat de opkomst van steden de positie van koningen versterkte
verklaren waarom centralisatie en staatsvorming in Frankrijk en Engeland redelijk succesvol waren.
Slide 1 - Slide
Kenmerkende aspecten
Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
Het begin van staatsvorming en centralisatie
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Geestelijke en wereldlijke macht
Voor 1075:tweezwaardenleer: wereldlijke macht (orde in de wereld bewaren) en geestelijke macht (beslissen over geloofszaken).
1075: Paus Gregorius VII stelde dat:
de paus als vertegenwoordiger van Christus boven de wereldlijke heersers stond (volgens document: 'De schenking van Constantijn')
Hij mocht koningen benoemen en afzetten
Leken mochten zich niet met de Kerk bemoeien.
Alleen de paus mocht voortaan bisschoppen benoemen (Dictatus Papae), deze mochten niet meer de investituur (tekenen van gezag) ontvangen van de koning/keizer (dit noemen we: lekeninvestituur).
Donatio Constantini: fresco waarop keizer Constantijn (links) een tiara (kroon) overhandigt aan paus Silvester I
Slide 4 - Slide
Strijd tussen vorsten en pausen
Na 1000 raakten vorsten en pausen steeds meer verwikkeld in een machtsstrijd vooral met Duitse keizers
Vanuit de kerk kwam steeds meer kritiek op de lekeninvestituur (benoeming van geestelijken door niet-geestelijken)
Tijdens zo'n ceremonie werd de ring en staf (symbolen voor geestelijke en wereldlijke macht) overhandigd (investituur)
Duitse keizers benoemden eeuwenlang bisschoppen in hun eigen gebied en koos daarbij personen als leenmannen die hem gunstig gezind waren. Daarbij vormden ze geen bedreiging omdat ze geen kinderen kregen dus geen erfopvolging!
Slide 5 - Slide
Investituurstrijd
Er ontstonden veel conflicten die we samenvatten onder de naam investituurstrijd
1075: Strijd tussen keizer Hendrik IV (Duitse rijk) en paus Grogorius VII. De paus deed Hendrik in de ban, nadat deze bisschoppen bleef benoemen en verbood gelovigen en leenmannen om de keizer te gehoorzamen nadat deze hem in 1076 had afgezet.
Gang naar Canossa (1077): Hendrik stak de Alpen over naar Canossa waar de paus hem 3 dagen in de kou liet wachten voordat hij hem genade schonk.
Slide 6 - Slide
Er volgde een lange strijd tussen verschillende pausen en keizers waarbij voortdurend tegenpausen en tegenkeizers werden benoemd!
Slide 7 - Slide
Uitkomst?
1122: Concordaat van Worms (verdrag): de keizer had niets meer over de benoeming van bisschoppen te zeggen. Hij mocht ze wel nog aanstellen als (wereldlijke) leenman! (compromis)
Op lange termijn ongunstig voor de keizer: hoge geestelijken afkomstig uit de adelstand binnen de Duitse bisdommen, benoemden nu de bisschoppen waardoor de macht van de keizer werd beperkt en het Duitse Rijk verbrokkeld bleef (geen eenheid)
Na het Concordaat van Worms was de strijd tussen de paus en Europese vorsten nog niet voorbij.......
Slide 8 - Slide
0
Slide 9 - Video
0
Slide 10 - Video
0
Slide 11 - Video
Leenheren in het voordeel
In de late middeleeuwen kwam de handel opzetten en kwam geld in omloop.
Leenheren (koningen) konden belasting heffen in geld en daarmee huurlegers en ambtenaren betalen.
Door gebruik te maken legers, ambtenaren en huwelijkspolitiek, konden ze hun greep versterken op hun feodaal versnipperd grondgebied.
Er werden wetten, regels en rechtspraak in hun gebied doorgevoerd (centralisatie).
Slide 12 - Slide
Moeizaam proces
Staatsvorming = streven naar bestuurlijke eenheid binnen bepaalde gebieden
zoals: het monopolie uitoefenen op oorlogvoering en rechtspraak door het centraal gezag binnen bepaalde grenzen
Moeizaam proces wegens gewenning aan regels van stad of domein waarin edelen hun eigen rechtspraak en regels hadden
Edelen kwamen hiertegen op momenten in verzet (zoals Jan zonder Land en de Magna Carta in Engeland)
Slide 13 - Slide
Engeland
1066: de Normandische koning Willem de Veroveraar stak het kanaal over en veroverde Engeland!
Grote (verspreide) delen werden in leen gegeven aan Normandische edelen waar hij wel controle over hield.
Na de Magna Carta (vooral symbolische waarde) was de strijd tussen edelen en koningen niet beslist!
Sheriffs spraken in Engeland namens de koning recht, inden belastingen en vaardigden wetten en verordeningen uit.
Gevolg: Engeland werd het best georganiseerde koninkrijk uit de Middeleeuwen!
Slide 14 - Slide
Frankrijk
Uit het Frankische Rijk ontstonden twee Rijken: Frankrijk en Duitsland
1337: Oorlog tussen Franse en Engelse koning (deze had grote gebieden in Frankrijk en eiste de Franse troon) = Honderdjarige oorlog!
Beide koningen kregen steun van edelen en steden. Uiteindelijk verloor de Engelse koning zijn bezittingen in Frankrijk.
1500: Franse koning werd machtig: hij had veel soldaten en ambtenaren in dienst. Hij hief belastingen in het hele rijk. Hij had rechterlijke macht (rechtbank Parijs). Hij had wetgevende en uitvoerende macht (vanuit Parijs)
Slide 15 - Slide
Begrippen
tweezwaardenleer: De gedachte dat de wereld bestaat uit een geestelijke (kerkelijke) en een wereldlijke (niet-kerkelijke) machtssfeer.
wereldlijke macht: de macht over alles wat niet tot de kerk en haar leer behoort.
lekeninvestituur: e officiële inwijding van een geestelijke door een leek (een niet-geestelijke).
investituurstrijd: het conflict tussen de keizer en de paus over de benoeming van bisschoppen.
geestelijke macht: de macht over de kerk en haar leer.
centralisatie: het streven van heersers om hun gebied vanuit één punt te besturen en in het hele grondgebied gelijke wetten en belastingen in te voeren.
staatsvorming: het ontstaan van een groot gebied met één bestuur.
parlement: een vergadering van vertegenwoordigers van de drie standen (geestelijkheid, adel en burgerij) die advies uitbrengen aan de koning; ook wel ‘statenvergadering’ genoemd.
Staten-Generaal: de hoogste vergadering van de afgevaardigden van de drie standen van alle gewesten in een land.