powercollege 8_inflatie en koopkracht

Powercollege  8 Inflatie en koopkracht
1 / 16
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Powercollege  8 Inflatie en koopkracht

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet wat inflatie is en hoe dit ontstaat.
  • Je weet wat koopkracht is en hoe dit lager of hoger wordt
  • Je kunt uitrekenen of de koopkracht is gedaald of is gestegen door de stijging van het reëel inkomen uit te rekenen
  • Je weet wat nominaal en reële inkomen is.
  • Je weet wat het CPB, CBS en SER is en wat zij doen. 

Slide 2 - Slide

Koopkracht
  • Dit geeft aan hoeveel goederen en diensten je kunt kopen
  • De koopkracht word bepaalt door:
  • De hoogte van je inkomen
  • De hoogte van de prijzen van de producten

Slide 3 - Slide

Inflatie en Deflatie 
  • Inflatie
  • Wanneer goederen en diensten duurder worden (dus meer kosten) dan spreken we van inflatie.
  • Deflatie:
  • Dit betekent dat goederen en diensten goedkoper worden.

Slide 4 - Slide

Hoe kan er inflatie ontstaan in een land?

Slide 5 - Open question

Inflatie ontstaat door:
  • Loonstijging
  • Duurdere grondstofprijzen (olie, graan of andere basis producten worden duurder)
  • Door een stijging van de vraag naar goederen en diensten
  • Door een daling in het aanbod van goederen en diensten
  • Doordat de overheid de belasting verhoogd.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

De lonen zijn met 5% gestegen. Er was dit jaar een inflatie van 5,5%. Wat is gebeurt met de koopkracht?
A
De koopkracht is gedaald
B
De koopkracht is gestegen
C
De koopkracht is gelijk gebleven

Slide 8 - Quiz

Nominaal inkomen & Reëel inkomen
  • Nominaal inkomen:
  • Het nominaal inkomen is het inkomen wat je krijgt, waarbij je geen rekening houdt met de inflatie.
  • Reëel inkomen:
  • Het Reëel inkomen is het inkomen wat je krijgt, waarbij je wel rekening houdt met de inflatie. Hieruit kun je dus zien of je koopkracht daalt of stijgt.

Slide 9 - Slide

Verandering van het reële inkomen uitrekenen


Formule: Nominale verandering in % - inflatie in %

Slide 10 - Slide

Je nominale inkomen stijgt dit jaar met 1,5%. De inflatie is 0,8%.
Wat is de reële verandering van je loon? (rond af op 1 decimaal)

Slide 11 - Open question

Voorbeeldsom:
Afgelopen jaar verdiende je €1.880,00 per maand. Dit jaar verdien je €1.950,00 per maand. De inflatie was dit jaar 1,5%. Met hoeveel procent is je Reële inkomen gestegen. (rond af op 1 decimaal)

Slide 12 - Open question

Uitwerking Voorbeeldsom
  • Afgelopen jaar verdiende je €1.880,00 per maand. Dit jaar verdien je €1.950,00 per maand. De inflatie was dit jaar 1,5%. Met hoeveel procent is je Reële inkomen gestegen
  • Formule: Nominale verandering in % - inflatie in %
  • Nominale inkomen in procenten:
  • Formule (Nieuw – oud) : oud x 100
  •  €1.950 - €1.880= €70,00
  • 70 : 1880 x 100= 3,7%
  • Reële inkomen :
  • 3,7% - 1,5%= 2,2%

Slide 13 - Slide

Prijscompensatie 
  • Als de lonen mee stijgen met de prijzen dan noemen we dit prijscompensatie 

Slide 14 - Slide

Loon-prijsspiraal
  • Wanneer de prijzen van producten stijgen, willen werknemers hogere lonen hebben. Die gaan ze uiteindelijk ook krijgen (door bijvoorbeeld lekker te staken)
  • Om die loonsverhoging te betalen gaan bedrijven de prijzen van hun producten en diensten verhogen
  • Door deze prijsstijging willen de werknemers weer hogere lonen hebben en dan begint het verhaal weer opnieuw.
  • Dit proces heet Loon-prijsspiraal,

Slide 15 - Slide

Tot slot 
  • CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek): Verzamelt en verwerkt gegevens voor de burgers en Nederlandse overheid. Ze houden bijvoorbeeld bij met hoeveel procent de prijzen in Nederland stijgen.
  • CPB (Centraal Planbureau): Onderzoekt de gevolgen van nieuwe overheidsregels en beleid. Ze kijken bijvoorbeeld wat voor effect de coronaregels op de economie heeft.
  • SER (Sociaal Economische Raad): Geeft aan de overheid adviezen over sociaal economische dingen zoals, pensioen, werk en uitkering. 

Slide 16 - Slide