Stappenplan werkwoordspelling:
1. Staat het in de TT of VT?
2. TT --> bij hij, zij, het = ik-vorm + t
3. TT --> Staat jij VOOR de pv: ik-vorm + t. Staat jij ER ACHTER ik-vorm.
4. VT --> is het een sterk werkwoord? Schrijf het zoals je het zegt.
5. Is het een zwak werkwoord? Gebruik 'T KoFSCHiP X
Schrijf de ik-vorm van het werkwoord op
Haal -en van het het HELE werkwoord, zit de laatste letter in 'T KoFSCHiP X?
Ja --> +te(n) Nee --> +de(n)
Controleer of het meervoud is, dan komt de n erachter.