K2 - Modale werkwoorden in de verleden tijd

K3 - Modale werkwoorden in de verleden tijd
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

K3 - Modale werkwoorden in de verleden tijd

Slide 1 - Slide

In deze LessonUp ga je van alles leren over de modale werkwoorden in de verleden tijd. Je gaat leren aan de hand van video's, theorie en opdrachten. Viel Erfolg!
Lesdoel: 
Aan het einde van deze les weet ik hoe ik de 7 modale werkwoorden uit Kapitel 3 kan vervoegen in de verleden tijd.

Slide 2 - Slide

Welke modale werkwoorden ken je nog?

Slide 3 - Open question

Kies de juiste vertaling van 'mogen'
A
dürfen
B
mögen
C
müssen
D
wollen

Slide 4 - Quiz

Kies de juiste vertaling van 'willen'
A
wollen
B
mögen
C
wissen
D
dürfen

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste vertaling van 'moeten'. Er zijn meerdere antwoorden goed
A
müssen
B
wollen
C
sollen
D
mögen

Slide 6 - Quiz

VIDEO: Theorie
Op de volgende slide vind je een video over de modale werkwoorden in de verleden tijd. In de video worden de schema's van de zeven werkwoorden behandeld.  Let dus goed op en maak eventueel aantekeningen in je schrift!

Na de video komen er een aantal oefenopdrachten.

Slide 7 - Slide

2

Slide 8 - Video

An die Arbeit!
An die Arbeit - Modale werkwoorden
Lesdoel: Aan het einde van deze les weet ik hoe ik de 7 modale werkwoorden uit Kapitel 3 kan vervoegen in de verleden tijd.
Op de volgende slides vind je een aantal vragen. Maak gebruik van je schema's en de uitleg uit de video om een antwoord op de vraag te vinden. 

Mocht je er niet uitkomen? Steek je hand op en de docent komt je helpen!

Slide 9 - Slide

01:34
Wat valt je op aan de verleden tijdsvormen van de modale werkwoorden?

Slide 10 - Open question

02:58
Wat valt je op bij het vervoegen van 'mögen' in de verleden tijd?

Slide 11 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de verleden tijd.
Ihr (müssen) auf die Toilette.

Slide 12 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de verleden tijd.
Leider (können) ich nicht kommen.

Slide 13 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de verleden tijd.
(Mögen) sie Blumenkohl?

Slide 14 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de verleden tijd.
Wir (wissen) nicht wo Oma ist.

Slide 15 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de verleden tijd.
Er (sollen) seine Hausaufgaben machen.

Slide 16 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de verleden tijd. Von meinen Eltern (dürfen) ich nicht ausgehen.

Slide 17 - Open question