Voorbeeld toets

Aparte leesbril bij hypermetroop presbyoop. Voor inslijpen moeten we berekenen maar meestal is dat ...............?
A
Precies 5 mm kleiner dan de verte PD.
B
Minder dan 5 mm kleiner dan de verte PD.
C
Meer dan 5 mm groter dan de verte PD.
D
Precies 5 mm groter dan de verte PD.
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
OBMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Aparte leesbril bij hypermetroop presbyoop. Voor inslijpen moeten we berekenen maar meestal is dat ...............?
A
Precies 5 mm kleiner dan de verte PD.
B
Minder dan 5 mm kleiner dan de verte PD.
C
Meer dan 5 mm groter dan de verte PD.
D
Precies 5 mm groter dan de verte PD.

Slide 1 - Quiz

Aparte leesbril bij emmetroop presbyoop. Voor inslijpen moeten we berekenen maar meestal is dat ...............?
A
Precies 5 mm kleiner dan de verte PD.
B
Minder dan 5 mm kleiner dan de verte PD.
C
Meer dan 5 mm groter dan de verte PD.
D
Precies 5 mm groter dan de verte PD.

Slide 2 - Quiz

Wat is de standaard decentratie van de leesdelen bij bifocale glazen?
A
2,5 mm per glas naar buiten.
B
2,5 mm voor beide glazen samen naar binnen.
C
2,5 mm voor beide glazen samen naar buiten.
D
2,5 mm per glas naar binnen.

Slide 3 - Quiz

Hoeveel beeldsprong heeft iemand met en sterkte van +8 dpt als hij door de rand van een brillenglas met een diameter van 4 cm kijkt?
A
4 prdpt
B
8 prdpt
C
12 prdpt
D
16 prdpt

Slide 4 - Quiz

Een positieve deviatie gaat in de grafiek altijd naar…
A
boven
B
links
C
onder
D
rechts

Slide 5 - Quiz

Wat is een nadeel van een bifocaal glas type Telegic/Ultero?
A
Beeldsprong.
B
Klein leesdeel.
C
Reflecties op de rand.
D
Vertekeningen.

Slide 6 - Quiz


Hoe groot is een normaal binoculair gezichtsveld?

A
B
120°
C
180°
D
360°

Slide 7 - Quiz

Bereken de sterkte op ha=12mm als de verkleining van het gezichtsveld 9% is.
A
S - 4,75 dpt
B
S + 4,75 dpt
C
− 5,25 dpt
D
+ 5,25 dpt

Slide 8 - Quiz

Een leesbril − 3,00 dpt moet gemaakt worden op een c.d van 66 mm maar wordt afgeleverd met een foute c.d. van 61 mm.
Welke prismatische werking ontstaat er?

A
1 prdpt
B
1,5 prdpt
C
2 prdpt
D
2,5 prdpt

Slide 9 - Quiz


Een leesbril S − 3,00 dpt moet gemaakt worden op een c.d van 66 mm, maar wordt afgeleverd met een foute c.d van 61 mm. Moet deze persoon meer of minder convergeren om de gemaakte fout te compenseren?

A
Gelijk
B
Minder
C
Meer
D
Niet te bepalen

Slide 10 - Quiz

Welke glazen veroorzaken een ringscotoom?
A
Alleen positieve glazen
B
Alleen negatieve glazen
C
Alleen enkelvoudige glazen
D
Alleen bifocale glazen

Slide 11 - Quiz

Negatieve correctie geeft een……………… van het gezichtsveld.
A
verschuiving
B
verkleining
C
vernauwing
D
vergroting

Slide 12 - Quiz


Hoeveel beeldsprong heeft iemand met en sterkte van +6,00 dpt als hij door het rand van zijn brillenglas met een diameter van 6 cm kijkt?

A
6 prdpt
B
12 prdpt
C
18 prdpt
D
36 prdpt

Slide 13 - Quiz


Hoeveel beeldsprong heeft iemand met en sterkte van -5,00 dpt als hij door het rand van zijn brillenglas met een diameter van 4 cm kijkt?

A
9 prdpt
B
10 prdpt
C
18 prdpt
D
20 prdpt

Slide 14 - Quiz

Hoe groot is het blikveld verticaal bij een bifocale glas (22x14) op ha=14 mm. De leesafstand is 25 cm en de pupil is 5 mm.
A
8,33 cm
B
12,33 cm
C
15,74 cm
D
18,74 cm

Slide 15 - Quiz

Hoe groot is het blikveld horizontaal bij een bifocale glas (22x14) op ha=14 mm. De leesafstand is 25 cm en de pupil is 5 mm.
A
8,33 cm
B
12,33 cm
C
15,74 cm
D
18,74 cm

Slide 16 - Quiz

Een myoop brildrager is gewend om bij het lezen …………te convergeren dan voor die afstand nodig is.
A
gelijk
B
meer
C
minder
D
niet te bepalen

Slide 17 - Quiz

Een hypermetroop brildrager is gewend om bij het lezen …………te convergeren dan voor die afstand nodig is.
A
gelijk
B
meer
C
minder
D
niet te bepalen

Slide 18 - Quiz

Hoe groot is de vergroting/verkleining van het gezichtsveld bij een correctieglas van S +6,00 gedragen op een h.a. van 15 mm?
A
13,2% verkleining
B
13,2% vergroting
C
2,6% verkleining
D
2,6% vergroting

Slide 19 - Quiz

Brilsterkte is ODS S +7,00 = C +1,00 as 180° ADD 2,50, p.d.= 66 mm De klant koopt een aparte leesbril waarbij de h.a. 17 mm is. Leesafstand is 33 ⅓cm. Wat is de exacte c.d. van de aparte leesbril?
A
61 mm
B
63,4 mm
C
64,6
D
66 mm

Slide 20 - Quiz