Herhalen hoofdstuk 1 (2H)

Welkom 1MH2!
Ga naar Lessonup & vul code in
Eigen naam (presentie)
1 / 48
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 1MH2!
Ga naar Lessonup & vul code in
Eigen naam (presentie)

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?
  • Herhalen hoofdstuk 1
  • Aan de slag (quizizz, extra uitleg)

Slide 2 - Slide

Voorkennis H 1
Breuken
Letterrekenen
Enkele haakjes

Slide 3 - Slide

Ik vereenvoudig de breuk .... zo veel mogelijk.

De breuk wordt dan
A
1/2
B
2/3
C
3/7
D
6/14

Slide 4 - Quiz

Breuken optellen

A
4/10
B
7/8
C
4/8
D
7/16

Slide 5 - Quiz

Optellen bij letterrekenen
-13pqr + 15pqr
A
2pqr
B
-2pqr
C
2(pqr)2
D
2(pqr)2

Slide 6 - Quiz

bij welke bewerking met letterrekenen kan het antwoord 'Kan niet' het juiste antwoord zijn?
A
vermenigvuldigen
B
optellen en aftrekken

Slide 7 - Quiz

vermenigvuldigen bij letterrekenen

7ab3b=
A
21ab
B
21ab2
C
21(ab)2
D
21a2b

Slide 8 - Quiz

Paragraaf 1
Haakjes wegwerken

Slide 9 - Slide

Regels
a(b+c)=ab+ac
(a+b)(c+d)=ac+ad+bc+bd

Slide 10 - Slide

Voorbeeld enkele haakjes
De regel is: 

voorbeeld:
a(b+c)=ab+ac
3(x+6)=3x18

Slide 11 - Slide

7x - 3(4 - x) =

Slide 12 - Open question

7x - 3(4 - x )=
7x - 12 + 3x = 
10x - 12

Slide 13 - Slide

Voorbeeld dubbele haakjes
De regel is:

Voorbeeld:

(a+b)(c+d)=ac+ad+bc+bd
(x+3)(x+9)=x2+9x+3x+27=x2+12x+27

Slide 14 - Slide

Herleid.
(x+4)(x3)

Slide 15 - Open question

(x+4)(x3)=
x23x+4x12=
x2+x12

Slide 16 - Slide

Paragraaf 2
Merkwaardige producten

Slide 17 - Slide

De regels
(a+b)(ab)=a2b2
(a+b)2=a2+2ab+b2
(ab)2=a22ab+b2

Slide 18 - Slide

Voorbeeld merkwaardig product
In de vorm: 

Voorbeeld:
(a+b)(ab)=a2b2
(x+4)(x4)=x242=x216

Slide 19 - Slide

Voorbeeld merkwaardig product
In de vorm: 

Voorbeeld:
(a+b)2=a2+2ab+b2
(x+3)2=x2+6x+9

Slide 20 - Slide

Voorbeeld merkwaardig product
In de vorm: 

Voorbeeld:
(ab)2=a22ab+b2
(x5)2=x210x+25

Slide 21 - Slide

Herleid

(a8)2

Slide 22 - Open question

(a8)2=(a8)(a8)=
a216a+64

Slide 23 - Slide

Paragraaf 3
Breuken met letters vereenvoudigen en optellen.

Slide 24 - Slide

De regels
  • Breuken vereenvoudig je altijd zover mogelijk
  • Alleen gelijknamige breuken kun je optellen
  • Niet-gelijknamige breuken kun je gelijknamig maken

Slide 25 - Slide

Voorbeelden breuken vereenvoudigen


(boven en onder gedeeld door x)



(eerst gedeeld door x, daarna gedeeld door 5)
11x7x=117
25xz20xy=25z20y=5z4y

Slide 26 - Slide

Voorbeelden breuken optellen
x2+x5=x7
x3+y1=xy3y+xyx=xy3y+x

Slide 27 - Slide

Herleid
a3+5b2

Slide 28 - Open question

a3+5b2=
5ab15b+5ab2a=
5ab15b+2a

Slide 29 - Slide

Paragraaf 4
Breuken vermenigvuldigen en delen

Slide 30 - Slide

De regels
  • Twee getallen heten elkaars omgekeerde als hun product 1 is
  • Delen door een breuk is vermenigvuldigen met het omgekeerde van die breuk
  •  

breukbreuk=noemernoemertellerteller

Slide 31 - Slide

Voorbeeld omgekeerde
  • Het omgekeerde van 3 is
  • Het omgekeerde van    is     (en dat is dus       )
31
73
37
231

Slide 32 - Slide

Voorbeeld breuken vermenigvuldigen
De regel: 


Voorbeeld:

breukbreuk=noemernoemertellerteller
5axya=5ya2x

Slide 33 - Slide

Voorbeeld breuken delen
De regel:
Delen door een breuk is vermenigvuldigen met het omgekeerde van die breuk

Voorbeeld:

3y4:72=3y427=6y28=3y14

Slide 34 - Slide

Herleid
p3:q9

Slide 35 - Open question

p3:q9=
p39q=
9p3q=3pq

Slide 36 - Slide

Paragraaf 5
Herleiden van machten

Slide 37 - Slide

De regels (1/2)
  • Gelijksoortige termen kun je optellen en aftrekken. Termen zijn gelijksoortig als de letter en de exponent gelijk zijn.




apaq=ap+q
(ap)q=apq

Slide 38 - Slide

De regels (2/2)


  • f
(ab)p=apbp
aqap=apq

Slide 39 - Slide

Voorbeelden
x2x5=x7
(x4)3=x12
(3x)3=27x3
3x36x8=2x5

Slide 40 - Slide

Herleid.
2a26a5

Slide 41 - Open question

2a26a5=3a3

Slide 42 - Slide

Paragraaf 6
Wetenschappelijke notatie.

Slide 43 - Slide

De regels
  • De eerste factor van een wetenschappelijke notatie is een getal tussen de 1 en de 10.
  • De tweede factor van een wetenschappelijke notatie is een macht van 10. (positieve macht bij grote getallen, negatieve macht bij hele kleine getallen.)

Slide 44 - Slide

Voorbeelden
.
52300000=5,23107
0,0000034=3,4106

Slide 45 - Slide

Schrijf als wetenschappelijke notatie
9110000

Slide 46 - Open question

9110000=9,11106

Slide 47 - Slide

Huiswerk
Voorbereiden op de toets:

maak de gemengde opgaven.

Slide 48 - Slide