3.8 voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord

3.9 voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.9 voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Doelen


-ik weet hoe ik het voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord goed spel

Slide 2 - Slide

Ik....................(fietsen v.t.) naar school gisteren.

Slide 3 - Open question

............(worden, t.t.) jij morgen naar school gebracht?

Slide 4 - Open question

voltooid deelwoord

Slide 5 - Mind map

Voltooid deelwoord
-eindigt op een -d, -t of -en en er staat vaak ge- voor

-je gebruikt het 't kofschip-x  om te weten of je er een -d of -t achter zet (vaak hetzelfde als de vt)

fietsen-fietsten-gefietst

Slide 6 - Slide

-een voltooid deelwoord staat vaak samen met een vorm van een ander werkwoord, zoals: hebben, zijn of worden.

Wij hebben (=pv) gisteren vijf kilometer gefietst.
gefietst= voltooid deelwoord
U krijgt (=pv) het pakket morgen thuisbezorgd.
thuisbezorgd = voltooid deelwoord

Slide 7 - Slide

1. Mijn moeder heeft de hele week................(werken).
2. Hij heeft vorige week alle muren in het huis..................(verven).
3.Mijn kat heeft vandaag door de hele tuin ..............(rennen).

Slide 8 - Slide

tegenwoordig deelwoord
= de handeling is nog niet voorbij
= hele werkwoord (infinitief) + d

Fietsend ga ik naar school.
Hij gaat lachend door het leven.
Huilend zoekt hij zijn kwijtgeraakte mobiel.

Slide 9 - Slide

voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord
infinitief
persoonsvorm verleden tijd
persoonsvorm tegenwoordige tijd
durvend
durft
durfde
durven
gedurfd

Slide 10 - Drag question

Noem twee dingen die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open question

Heb je een vraag die je de volgende les beantwoord wilt hebben?

Slide 12 - Open question

Stencil maken

Slide 13 - Slide