This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Planning
1. Uitleg veranderingen in populatiegrootte
2. HW maken.
3. Afluiting van de les.
Huiswerk: 8.4 Opdr. 1 t/m 3
Slide 1 - Slide
8.4 Veranderingen in ecosystemen
Slide 2 - Slide
Lesdoelen:
Je kan factoren benoemen die de populatiegrootte kan beinvloeden.
Je kan een populatiegrootte op verschillende manieren bepalen.
Je kan in je eigen woorden vertellen wat intraspecifieke competitie is.
Slide 3 - Slide
Wat is een populatie?
A
Groep individuen van verschillende soorten een in een bepaald leefgebied die onderling voortplanten.
B
Groep individuen van verschillende soorten in een bepaald leefgebied die onderling niet voortplanten.
C
Groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten
D
Groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die onderling niet voortplanten
Slide 4 - Quiz
Wat is populatiegrootte?
A
Het totaal aantal individuen die tot een populatie behoort.
B
Het totaal aantal individuen die tot een ecosysteem behoort.
C
De grootte (m2) van het leefgebied van de populatie.
D
De grootte van de individuen in een populatie.
Slide 5 - Quiz
Factoren die de populatiegrootte kunnen beinvloeden:
1. Geboorte
2. Sterfte
3. Migratie
4. Intraspecifieke competitie
Slide 6 - Slide
Factoren die de populatiegrootte kunnen beinvloeden:
1. Geboorte
Slide 7 - Slide
1. Geboorte: Tijdens de lente en zomer krijgen veel dieren jongen en planten (bv. bloemen) gaan bloeien. Wat gebeurt er dan met de populatiegrootte?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Blijft gelijk
Slide 8 - Quiz
Factoren die de populatiegrootte kunnen beinvloeden:
1. Geboorte
2. Sterfte
Slide 9 - Slide
1. Sterfte: Tijdens de herfst en winter wordt de beschikbaarheid van voedsel beperkt, waardoor dieren gaan afsterven. Wat gebeurt er dan met de populatiegrootte?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Blijft gelijk
Slide 10 - Quiz
Factoren die de populatiegrootte kunnen beinvloeden:
1. Geboorte
2. Sterfte
3. Migratie = organismen verplaatsen van de ene plaats naar de andere plaats.
3. Migratie: Elk jaar keren slechtvalken terug naar Aruba om te ontsnappen aan de noordelijke wintermaanden. Ze komen zo ver weg als Groenland. Wat gebeurt er met de populatie van slechtvalken tijdens de wintertijd op Aruba?
A
Populatie neemt toe
B
Populatie neemt af
C
Populatie blijft gelijk
Slide 12 - Quiz
3. Migratie: Elk jaar keren slechtvalken terug naar Aruba om te ontsnappen aan de noordelijke wintermaanden. Ze komen zo ver weg als Groenland. Wat gebeurt er met de populatie van slechtvalken tijdens de wintertijd in Groenland
A
Populatie neemt toe
B
Populatie neemt af
C
Populatie blijft gelijk
Slide 13 - Quiz
Factoren die de populatiegrootte kunnen beinvloeden:
1. Geboorte
2. Sterfte
3. Migratie
4. Intraspecifieke competitie
Er is concurrentie tussen organismen van dezelfde soort voor natuurlijke hulpbronnen (bijv. water en voedsel). Dit kan leiden tot veranderingen in de populatiegrootte.
Slide 14 - Slide
4. Intraspecifieke competitie: In de afbeelding hiernaast zie je twee olifanten concurreren voor water. Wat gebeurt er met de olifantenpopulatie als er niet genoeg water is?
A
Olifanten sterven af, populatie neemt toe.
B
Olifanten blijven leven, populatie blijft gelijk.
C
Olifanten sterven af, populatie neemt af.
D
Olifanten blijven leven, populatie neemt toe.
Slide 15 - Quiz
Hoe bepaal je de populatiegrootte?
Tellen
Schatten
Steekproef
Vangen, merken en terugzetten
Slide 16 - Slide
Hoe bepaal je de populatiegrootte?
Tellen: Je telt het aantal individuen in een populatie.
Slide 17 - Slide
Hoe bepaal je de populatiegrootte?
Schatten: Je schat ongeveer het totaal aantal individuen door te kijken naar de hoeveelheid uitwerpselen, pootafdrukken en prooiresten.
Slide 18 - Slide
Hoe bepaal je de populatiegrootte?
Steekproef nemen: Je telt het aantal individuen in een klein gebied en vervolgens schat je hoeveel er zijn in het hele leefgebied.
Slide 19 - Slide
Hoe bepaal je de populatiegrootte?
Steekproef nemen: Je telt het aantal individuen in een klein gebied en vervolgens schat je hoeveel er zijn in het hele leefgebied.
In dit hokje zijn er 9 madeliefjes geteld.
Opp. hokje = 0.5 m2
Opp. hele leefgebied = 40 m2
Hoeveel madeliefjes zijn er in totaal in dit hele leefgebied?
Slide 20 - Slide
Hoe bepaal je de populatiegrootte?
Steekproef nemen: Je telt het aantal individuen in een klein gebied en vervolgens schat je hoeveel er zijn in het hele leefgebied.
In dit hokje is er 9 madeliefjes geteld.
Opp. hokje = 0.5 m2
Opp. hele leefgebied = 40 m2
Hoeveel madeliefjes zijn er in totaal in dit hele leefgebied?
720 madeliefjes
Slide 21 - Slide
Hoe bepaal je de populatiegrootte?
Vangen, merken en terugzetten:
1. Je vangt en merkt de individuen
2. Je zet de individuen terug in hun leefgebied.
3. Na enige tijd vang je weer individuen (ongemerkt en gemerkt)
=
___________________
____________________
Aantal gemerkte dieren bij 2e vangst
Aantal gemerkte dieren bij 1e vangst
Totale individuen 2e vangst
Totale populatie
Populatiegrootte is te berekenen uit de volgende verhouding:
Slide 22 - Slide
Stel: Je wilt de leguaan (yuwana) populatie op schoolterrein bepalen.
1ste vangst: 20 dieren gevangen en gemerkt.
2de vangst: 30 dieren gevangen, waarvan er 5 gemerkt zijn.
Hoe groot is dan de leguanenpopulatie:
Vangen, merken en terugzetten
Slide 23 - Slide
Stel: Je wilt de leguaan (yuwana) populatie op schoolterrein bepalen.
1ste vangst: 20 dieren gevangen en gemerkt.
2de vangst: 30 dieren gevangen, waarvan er 5 gemerkt zijn.
De populatiegrootte van de leguanen?
80 leguanen
Vangen, merken en terugzetten
Slide 24 - Slide
William wil het aantal egels in een groot stadspark gaan bepalen. Hij gebruikt daarvoor de methode van merken, vangen en weer terugvangen. Met zijn 5 egelvallen vangt hij de eerste keer in totaal 4 egels, die hij markeert met een rode stip. De egels worden weer losgelaten en drie dagen later vangt William weer egels. Hij vangt er nu 6 waarvan 2 egels een stip hebben. Hoe groot is de populatie egels in het park?
A
8
B
10
C
12
D
14
Slide 25 - Quiz
Aron wil graag weten hoeveel slakken er in zijn afgesloten tuin zitten. Hij vangt op een regenachtige dag 20 slakken en merkt ze met een stipje rode nagellak. Een week later vangt hij weer op een regenachtige dag slakken. Van de 22 die hij vindt blijken er 7 een rode stip te hebben. Bereken hoeveel slakken er in Arons tuin zitten.
timer
2:30
Slide 26 - Open question
timer
2:30
A
189 konijnen
B
14000 konijnen
C
440 konijnen
D
278 konijnen
Slide 27 - Quiz
1. Ga rustig aan 8.4 Opdr. 1 t/m 3 werken.
2. Vragen over 8.3 opdrachten --> vraag de docent voor hulp.
Opdracht:
Slide 28 - Slide
Noem 3 dingen die je hebt geleerd tijdens deze les.