Persoonlijk voornaamwoord

Willkommen
Boek op tafel
jassen uit/tassen op de grond: mobiel in de tas
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Willkommen
Boek op tafel
jassen uit/tassen op de grond: mobiel in de tas

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
1) Grammatica: het persoonlijk voornaamwoord
2) Woordenschat (?)

Slide 2 - Slide

persoonlijk
voornaamwoord

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Naamvallen: wat is het?
"Een naamval drukt de grammaticale functie van een zinsdeel uit"
bijv.
1) onderwerp = 1e naamval
2) lijdend voorwerp = 4e naamval
3) meewerkend voorwerp = 3e naamval

Slide 5 - Slide

Naamvallen: hoe dan?
Wat is jou opgevallen?
Wanneer werd gebruik gemaakt van 'ich' en wanneer 'mich'?

Slide 6 - Slide

Naamvallen: hoe dan?
Voorzetsels: für, durch, gegen, ohne, um
= 4e naamval (mich, dich, ihn, etc.)

Geen voorzetsel?  1e naamval (ich, du, er, etc.)

Maak: opdracht 21, 22, 24, 26

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Naamvallen: hoe dan?
Voorzetsels: mit, nach, bei, seit, von, zu, aus
= 3e naamval (mir, dir, ihm etc.)



Maak: opdracht 19, 22 en 24

Slide 10 - Slide

Stappenplan
1) Staat er een voorzetsels vòòr het persoonlijk voornaamwoord?
2) Ja --> welke naamval wil dit voorzetsel?
2) Nee --> 1e naamval
3) Schrijf de juiste vorm op (ich of mich of mir?)

Slide 11 - Slide