1. (J of OJ?) Bij een substitutie mutatie in een gen vindt er een leesraamverschuiving plaats waardoor er een compleet ander eiwit wordt gevormd
2. (J of OJ?) Niet alle mutaties hebben grote gevolgen
3. (J of OJ?) Mutaties ontstaan door mutagene straling of stoffen die schade brengen aan het DNA
4. (J of OJ?) Genoommutaties ontstaan tijdens de meiose
5. (J of OJ?) Genoommutaties hebben meestal grote gevolgen voor de gezondheid
6. (J of OJ?) Syndroom van Down ontstaat doordat iemand 3 x chromosoom 18 heeft
7. (J of OJ?) Tumorsupressorgenen controleren de celdeling en DNA schade.
8. (J of OJ?) Een mutatie in een proto-oncogen leidt tot kanker
9. Wat is erger een mutatie in een niet-coderend DNA van een eicel of een mutatie in een coderend gen van een lichaamscel?