What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
bio opdracht manou en ise
bio thema 16 quiz
door: Manou en Ise
1 / 45
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
45 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
bio thema 16 quiz
door: Manou en Ise
Slide 1 - Slide
Wat zijn hormonen?
A
stofjes die in de pubertijd worden aangemaakt
B
cellen die nog niet ontwikkeld zijn
C
cellen die bloed vervoeren naar het hoofd
D
stofjes die het lichaam aanmaakt en functies van het lichaam regelen
Slide 2 - Quiz
waar zitten je hypofyse orgaan?
A
in je hals bij het strottenhoofd
B
bij je buikholte boven de nieren
C
bij de hersenen ter hoogte van je slaap
D
bij je longen
Slide 3 - Quiz
waarmee worden hormonen afgegeven?
A
via het bloed
B
via je longen
C
via de hersenen
D
via je nieren
Slide 4 - Quiz
hoe groot is een hypofyse orgaan?
A
net zo groot als een perzik
B
net zo groot als een druif
C
net zo groot als een aardbei
D
net zo groot als een doperwt
Slide 5 - Quiz
wat produceert een schildklier?
A
produceert adrenaline
B
groeihormonen en hormonen die andere hormoonklieren aanstuurt
C
groei, ontwikkeling, stofwisseling
D
produceert glycogeen en insuline
Slide 6 - Quiz
waar ligt de schildklier?
A
in de hals bij het strottenhoofd
B
in de kleine hersenen ter hoog van slaap
C
in de grote hersenen
D
in de buikholte boven de nieren
Slide 7 - Quiz
wat heb je nodig voor een goed werkende schildklier?
A
genoeg water
B
Jood
C
genoeg glucose
D
voedsel
Slide 8 - Quiz
waar zitten de bijnieren?
A
in de buikholte onder je nieren
B
in de buikholte boven de nieren
C
onder je rechter long
D
boven je lever
Slide 9 - Quiz
wat produceren de bijnieren?
A
hormonen
B
bloed
C
vocht
D
adrenalië
Slide 10 - Quiz
wat zijn funties van het skelet?
Slide 11 - Open question
de naamgeving van skeletelementen is altijd hetzelfde?
A
waar
B
geen idee
C
?
D
niet waar
Slide 12 - Quiz
wat is een zoolganger?
A
iemand die botjes in hun hand/voet mist.
B
loopt alleen op de vinger/teenkootjes
C
loopt op alle botjes uit de hand/voet.
D
loopt alleen op de toppen van de vinger/teenkootjes
Slide 13 - Quiz
lendenwervels
nekwervels
borstwervels
Slide 14 - Drag question
hoe heet dit deel in je hand?
A
vingerkootjes
B
handwortelbeentjes
C
middenhandsbeentjes
D
botten
Slide 15 - Quiz
hoe noem je dit deel van je voet?
A
voetwortelbeentjes
B
handwortelbeentjes
C
teenkootjes
D
middenvoetbeentjes
Slide 16 - Quiz
hoe heet dit deel in je onderarm?
A
spaakbeen
B
opperarmbeen
C
dijbeen
D
ellepijp
Slide 17 - Quiz
hoe heet dit deel in je onderbeen?
A
scheenbeen
B
spaakbeen
C
kuitbeen
D
onderbeen
Slide 18 - Quiz
staartbeen
sleutelbeen
schouderblad
schaambeen
Slide 19 - Drag question
hoe noem je het uiteinde van een bot?
A
plattebeenderen
B
beenweefsel
C
rondebeenderen
D
pijpbeenderen
Slide 20 - Quiz
wat doet het geel beenmerg?
A
zorgt voor stevigheid
B
het opslaan van vet
C
bloedcellen aanmaken
D
vocht aanmaken
Slide 21 - Quiz
wat doet het rood beenmerg?
A
bloedcellen aan maken
B
zorgt voor stevigheid
C
maakt vocht aan
D
opslaan van vet
Slide 22 - Quiz
uit welke 2 stoffen bestaat het skelet?
A
beenweefsel en kraakbeenweefsel
B
pijpbeenderen en platte beenderen
C
vetweefsel en water
D
water en koolstodioxide
Slide 23 - Quiz
beenweefsel
kraakbeenweefsel
Slide 24 - Drag question
2 spieren die samen werken aan een werking en beweging is tegengestelde effect waar of niet waar
A
waar
B
niet waar
C
?
D
?
Slide 25 - Quiz
wat is een gezonde houding?
A
80 graden
B
100 graden
C
90 graden
D
110 graden
Slide 26 - Quiz
wat is een spierschede?
A
stevige bevestiging van de spier aan het bot
B
stevig omhulsel van de spier
C
meerdere spiervezels bij elkaar
D
ketens van spiercellen
Slide 27 - Quiz
wat is een pees?
A
meerdere spiervezels bij elkaar
B
ketens van spiercellen
C
stevige bevesteging van de spier aan het bot
D
stevig omhulsel van de spier
Slide 28 - Quiz
wat zijn spierbundels
A
stevige bevestiging van de spier aan het bot
B
ketens van spiercellen
C
stevig omhulsel van de spier
D
spiervezels die bij elkaar zitten
Slide 29 - Quiz
wat zijn spiervezels
A
ketens van spiercellen
B
spiervezels die bij elkaar zitten
C
stevig omhulsel van de spier
D
stevige bevestiging van de spier aan het bot
Slide 30 - Quiz
wat zijn antagonisten?
A
een spier die een beweging maakt
B
2 botten die de zelfde beweging maken
C
geen idee
D
2 spieren die samen werken aan een beweging
Slide 31 - Quiz
waar bevind zich het centrale zenuwstelsel
A
door het hele lichaam
B
in het skelet
C
in het blied
D
in de celkern
Slide 32 - Quiz
waar bevinden zich de zenuwen
A
in de cellen
B
in de hersenen
C
door het hele lichaam
D
in het bloed
Slide 33 - Quiz
Wat doet een schakelcel?
A
schakelt alle zenuwcellen aan elkaar
B
schakelt alles naar de hersenen
C
maakt alle zenuwcellen los van elkaar
D
schakelt alles naar de longen
Slide 34 - Quiz
Wat zetten prikkels om in impulsen?
A
cellen
B
bacteriën
C
zintuigen
D
zenuwen
Slide 35 - Quiz
hoe word een impuls naar de hersenen gestuurd?
A
via de grote hersenen
B
via de kleine hersenen
C
via een prikkel
D
via een zenuw
Slide 36 - Quiz
wat verwerkt de impuls?
A
de zenuwen
B
de grote hersenen
C
de kleine hersenen
D
de spieren
Slide 37 - Quiz
hersenen maken een nieuwe impuls en sturen deze via een zenuw naar een orgaan waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar
C
?
D
?
Slide 38 - Quiz
wat doet een gevoelszenuw?
A
verbind zintuigen met het centrale zenuwstelsel
B
stuurt gevoelens naar de hersenen
C
verbind zintuigen met de impulsen
D
verbind zintuigen met de schakelcel
Slide 39 - Quiz
wat doet een bewegingszenuw?
A
verbind het centrale zenuwstelsel met een zenuw
B
verbind het centrale zenuwstelsel met een spier of klier
C
verbind zichzelf met een gevoelsbeweging
D
verbind het centrale zenuwstelsel
Slide 40 - Quiz
waar begint en eindigt het ruggenmerg?
A
begint bij je navel en eindigt halvewege de rug
B
het bestaat niet
C
begint bij je schouders en eindigt bij je hersenen
D
begint bij je nek en eindigt bij je navel
Slide 41 - Quiz
welke stoffen zitten er in het ruggenmerg?
A
witte en grijze stof
B
witte en zwarte stof
C
grijze en zwarte stof
D
roze en oranje stof
Slide 42 - Quiz
waar bestaat het centrale zenuwstelsel uit?
A
alleen grote en kleine hersenen
B
alleen ruggenmerg
C
alleen hersenstam
D
grote en kleine hersenen, hersenstam ruggenmerg
Slide 43 - Quiz
Als je een telefoon laat vallen is dat dan een bewuste reactie of een reflex?
A
reflex
B
impuls
C
bewuste reactie
D
weet ik niet
Slide 44 - Quiz
Op welk onderdeel van het centrale zenuwstelsel heeft alcohol het meeste effect
A
kleine hersenen
B
op allemaal
C
grote hersenen
D
hersenstam
Slide 45 - Quiz
More lessons like this
14.5 Hormonen
June 2022
- Lesson with
32 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
regeling algemeen
February 2021
- Lesson with
27 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
12.1 De aanmaak van hormonen
June 2022
- Lesson with
26 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
13.1 De aanmaak van hormonen ll
January 2024
- Lesson with
26 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
D1BTh5 B1 Reageren omgeving - oefenen
April 2019
- Lesson with
26 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 1
herhaling Thema 5: Regeling
March 2021
- Lesson with
48 slides
Biologie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Hormonen
March 2024
- Lesson with
25 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 1
.6 Het hormoonstelsel
October 2024
- Lesson with
31 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4