Tekstverbanden en signaalwoorden

Wat zijn signaalwoorden?
1 / 17
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Wat zijn signaalwoorden?

Slide 1 - Mind map

"Onregelmatige werktijden, de hitte en de hectiek van de keuken, het contact met gasten, dat kun je op school niet nabootsen."

Welk verband kom je hierboven tegen?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
voorbeeld
D
geen verband

Slide 2 - Quiz

"Het leerbedrijf waar je stage gaat lopen, is niet verplicht je een vergoeding te betalen. Maar in de praktijk doen leerbedrijven dit meestal wel.

Welk verband kom je hierboven tegen?
A
Opsomming
B
tegenstelling
C
geen verband
D
voorbeeld

Slide 3 - Quiz

Vandaag leer je verschillende vormen van migratie. Denk bijvoorbeeld aan emigratie.

Welk signaalwoord kom je hierboven tegen?
A
migratie
B
verschillende
C
denk....aan
D
bijvoorbeeld

Slide 4 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden







Wat zijn tekstverbanden en signaalwoorden?



Slide 5 - Slide

Tekstverbanden
De bouwstenen van een tekst worden door tekstverbanden aan elkaar verbonden. De schrijver gebruikt hiervoor signaalwoorden.

Vraag: waarom is het handig om tekstverbanden te herkennen?

Slide 6 - Slide

Belangrijke tekstverbanden
Er zijn nog meer tekstverbanden. Dit zijn een aantal belangrijke.
  1. opsomming
  2. volgorde van tijd
  3. tegenstelling
  4. voorbeeld
  5. oorzaak - gevolg
  6. voorwaarde

Slide 7 - Slide

Wat is een signaalwoord?
  • Verbindingswoord
  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s



Slide 8 - Slide

opsomming

Een voetbalteam bestaat uit: een keeper, verdedigers, middenvelders, aanvallers, een coach, wisselspelers en een verzorger.


Signaalwoorden:

ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en.

Maar ook: dubbele punt (:); liggende streepjes (-); getallen (1,2,3); dots.

Slide 9 - Slide

volgorde van tijd 
Mijn zoon had dit weekend eerst een voetbalwedstrijd. Daarna had hij een verjaardagsfeestje en vervolgens mocht hij bij een vriend logeren.

Signaalwoorden:
eerst, daarna, vervolgens, vroeger, nu, toen

Slide 10 - Slide

tegenstelling

Vanmorgen moest ik vroeg opstaan, maar morgen kan ik uitslapen.


 Signaalwoorden:

tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant...aan de andere kant.

Slide 11 - Slide

voorbeeld

Je kunt veel verschillende soorten sporten noemen. Denk bijvoorbeeld aan wintersport.


Signaalwoorden:

bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere.

Slide 12 - Slide

oorzaak-gevolg
Morgen gaan we schaatsen, want het heeft gevroren.

Signaalwoorden:
doordat, omdat, want, waardoor, daarom

Slide 13 - Slide

voorwaarde
Je mag vanavond gamen, mits je je huiswerk af hebt.

Signaalwoorden:
als ......dan, tenzij, mits (=op voorwaarde dat)

Slide 14 - Slide

Theorie signaalwoorden

Slide 15 - Slide

'Ent kinderen ook in tegen meningokokken'



Je gaat oefenen met tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video