This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Bienvenue!
à la classe de français
Mettez-vous en groupes
Slide 1 - Slide
français
néerlandais
Slide 2 - Slide
Leerdoel 2b
Ik kan ...
2b. zinnen die te maken hebben met reizen gebruiken (NF)
Slide 3 - Slide
Maintenant ...
... prend ton cahier ou fais un document pour les notes
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
La compétition entre les groupes
Slide 7 - Slide
Maak zoveel mogelijk goede zinnen (groepje)
gebruik GL chapitre 9, AB (enige hulpbron!)
gebruik in minstens 1 zin een vorm van het werkwoord 'être'
gebruik in minstens 1 zin een vorm van het werkwoord 'avoir'
Bonuspunten voor het gebruik van een goede ontkenning
bonuspunten voor het gebruik voor de passé composé of de imparfait
timer
10:00
schrijf de zinnen op het papier
Slide 8 - Slide
Maak zoveel mogelijk goede zinnen (groepje)
onderstreep eventuele fouten die gemaakt zijn
geef het papier weer terug aan de groep
verbeter de onderstreepte fouten (als dat volgens jullie klopt!)
timer
2:00
geef je A4 aan een andere groep
Slide 9 - Slide
Vul je beste zin in (score 2-4-6-8-10)
Slide 10 - Open question
Woordjes/ zinnen 9AB
Slide 11 - Slide
exigeant(e)
A
toch
B
rustig
C
veeleisend
D
duur
Slide 12 - Quiz
le séjour, uitkiezen, aussi
A
het uitzicht, détester, ook
B
het verblijf, sélectionner, ook
C
het verblijf, détester, maar
D
het uitzicht, sélectionner, maar
Slide 13 - Quiz
zinnen examenidioom unité 3
Slide 14 - Slide
Ma mère cuisine toujours, mon père jamais
A
Mijn moeder wil altijd een goede keuken, mijn vader niet
B
Mijn moeder kookt altijd, mijn vader soms
C
Mijn moeder wil een nieuwe keuken, mijn vader ook
D
Mijn moeder kookt altijd, mijn vader nooit
Slide 15 - Quiz
Je peux goûter ta glace?
A
Mag ik jouw glas gebruiken?
B
Kan ik jouw glas breken?
C
Mag ik je ijsje eens proeven?
D
Kan ik jou een ijsje geven?
Slide 16 - Quiz
Le marchand de légumes vend aussi des bananes
A
De groenteman verkoopt ook bananen
B
Op de markt koop je groente en bananen
C
De groenteman lijkt op een banaan
D
Ik koop alleen groente, geen bananen
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
9D. Zoek jouw antwoorden op de volgende vragen
(schrijf vraag én antwoord in je schrift)
Bonjour. Je peux vous aider?
C'est pour quand?
C'est pour combien de personnes?
Ça coûte .... euros. C'est à quel nom?
Très bien. Merci et bonne journée
Je belt met Frankrijk omdat je de vakantie wilt reserveren. Wat wil je?hotel/ kamperen/ anders? Bedenk zelf wat je wilt reserveren (zoek nog even de typen overnachtingen op), wanneer, met hoeveel personen en hoeveel het kost
timer
10:00
uitspraakcheck
Slide 19 - Slide
4x speeddaten
(1 receptionist, 1 'beller')
Bonjour. Je peux vous aider?
C'est pour quand?
C'est pour combien de personnes?
Ça coûte .... euros. C'est à quel nom?
Très bien. Merci et bonne journée
houd je aantekeningen erbij
Slide 20 - Slide
Leerdoel 2b
Ik kan ...
2b. zinnen die te maken hebben met reizen gebruiken (NF)
Au travail:
Check in Learnbeat wat je kunt maken/ leren om doel 2b te bereiken