1) Kijk waarnaar je precies verwijst.
2) Is dat een zin? Kies dan 'dat'.
3) Als je verwijst naar een zelfstandig naamwoord bepaal dan of dit woord m, v of o is. (Met het lidwoord 'het' is het altijd o)
4) Kies vervolgens het juiste verwijswoord
(Kijk hiervoor desnoods in de tabel, maar zorg dat je deze uit je hoofd leert!)