Extra opdrachten Formuleren H2/4

Extra opdrachten Formuleren H2 + H4
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Extra opdrachten Formuleren H2 + H4

Slide 1 - Slide

Stappenplan
1) Kijk waarnaar je precies verwijst.
2) Is dat een zin? Kies dan 'dat'.
3) Als je verwijst naar een zelfstandig naamwoord bepaal dan of dit woord m, v of o is. (Met het lidwoord 'het' is het altijd o)
4) Kies vervolgens het juiste verwijswoord
(Kijk hiervoor desnoods in de tabel, maar zorg dat je deze uit je hoofd leert!)

Slide 2 - Slide

Vul het juiste verwijswoord in.

De hockeysters bereikten wel de finale, maar.... verloren ze met 5-1.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 3 - Quiz

Waar verwijst 'die' naar terug?

De hockeysters bereikten wel de finale, maar DIE verloren ze met 5-1.
A
de hockeysters
B
de finale
C
ze
D
5-1

Slide 4 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in. Soms kun je aan de bijvoeglijke naamwoorden zien of je naar een de-woord of naar een het-woord verwijst.

Vorige week bezochten we met de klas een interessant toneelstuk, ... werd opgevoerd in een enorme bus.

A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 5 - Quiz

Waar verwijst 'dat' naar terug?

Vorige week bezochten we met de klas een interessant toneelstuk, DAT werd opgevoerd in een enorme bus.

A
de klas
B
een interessant toneelstuk
C
een enorme bus

Slide 6 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in. Soms kun je aan de bijvoeglijke naamwoorden zien of je naar een de-woord of naar een het-woord verwijst.

Vorige week bezochten we met de klas een interessant toneelstuk, dat werd opgevoerd in een enorme bus, ... als theater dienstdeed.

A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 7 - Quiz

Waar verwijst 'die' naar terug?

Vorige week bezochten we met de klas een interessant toneelstuk, dat werd opgevoerd in een enorme bus, DIE als theater dienstdeed..

A
de klas
B
een interessant toneelstuk
C
een enorme bus
D
theater

Slide 8 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in.

Mevrouw Van Driel gaat altijd naar het circus, wanneer ... in haar woonplaats optreedt.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 9 - Quiz

Waar verwijst 'dat' naar terug?

Mevrouw Van Driel gaat altijd naar het circus, wanneer DAT in haar woonplaats optreedt.

A
Mevrouw Van Driel
B
het circus
C
haar woonplaats
D
theater

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in.

Vanwege een burenruzie belde mijn vader de politie, maar ... wilde niet komen.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 11 - Quiz


Vanwege een burenruzie wilde vader de politie bellen, maar ... belde per ongeluk de huisarts.
A
hij
B
zij
C
het
D
die

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in.

Zo'n rugtas als die daar lijkt me veel sterker dan ... hier.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in.

De voetbalwedstrijd is verplaatst, want ... vindt de burgemeester veiliger.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 14 - Quiz

Waar verwijst 'dat' naar terug?

De voetbalwedstrijd is verplaatst, want DAT vindt de burgemeester veiliger.


A
de voetbalwedstrijd
B
de voetbalwedstrijd is verplaatst (naar deze zin)
C
burgemeester

Slide 15 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in.

Mevrouw Van Driel gaat altijd naar het circus, omdat ... daar enorm gek is op.
A
hij
B
zij
C
die
D
het

Slide 16 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in. Soms kun je aan de bijvoeglijke naamwoorden zien of je naar een de-woord of naar een het-woord verwijst.

Vanwege een burenruzie belde mijn vader de politie, maar ... wilde niet komen.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in.

Vanwege een burenruzie belde mijn vader de politie, maar ... wilde niet komen.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 18 - Quiz


Vorige week bezochten we met de klas een interessant toneelstuk, dat werd opgevoerd in een enorme bus. ... ging over de Franse revolutie.

A
hij
B
ze
C
het
D
die

Slide 19 - Quiz

Gingen de oefeningen goed? Beoordeel jezelf met een smiley.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll