week 48 (1) - 3havo klassen

Heute
  • Wiederholen Grammatik (E)
  • Lesen (G)
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Heute
  • Wiederholen Grammatik (E)
  • Lesen (G)

Slide 1 - Slide

Heute
• Wat is het doel van vandaag?
• Waarom doen we dit?
• Wat weten we al?


Slide 2 - Slide

Ik geef de man een boek
Werkwoord in de zin is persoonsvorm = geef
  • Wie of wat pv't? = onderwerp = Ik
  • Wie of wat wordt er door het onderwerp gepv'd? = lijdend voorwerp = een boek
  • Waar kun je "aan" of "voor" voor denken? = meewerkend voorwerp = de man

Slide 3 - Slide

(Ik) (geef) (de man) (een boek)
  • Ik = onderwerp = Nominativ (1. Fall)
  • Genitiv (2. Fall)
  • de man = meewerkend voorwerp = Dativ (3. Fall)
  • een boek = lijdend voorwerp = Akkusativ (4. Fall)

Slide 4 - Slide

Seite 60

Slide 5 - Slide

Seite 61

Slide 6 - Slide

Seite 158

Slide 7 - Slide

(Der Arzt) verschreibt keinem Sportler am Wochenende ein Medikament.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 8 - Quiz

Der Arzt verschreibt (keinem Sportler) am Wochenende ein Medikament.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 9 - Quiz

Der Arzt verschreibt keinem Sportler am Wochenende (ein Medikament).
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 10 - Quiz

(Susi) gibt den Eltern einen Gutschein für das neue Wellness-Resort.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 11 - Quiz

Susi (gibt) den Eltern einen Gutschein für das neue Wellness-Resort.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 12 - Quiz

Susi gibt den Eltern (einen Gutschein für das neue Wellness-Resort).
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 13 - Quiz

Das Mädchen schenkt dem Bruder zum Geburtstag (eine neue Sporttasche).
A
Nominativ (eerste naamval)
B
Genitiv (tweede naamval)
C
Dativ (derde naamval)
D
Akkusativ (vierde naamval)

Slide 14 - Quiz

(Das Mädchen) schenkt dem Bruder zum Geburtstag eine neue Sporttasche.
A
Nominativ (eerste naamval)
B
Genitiv (tweede naamval)
C
Dativ (derde naamval)
D
Akkusativ (vierde naamval)

Slide 15 - Quiz

Das Mädchen schenkt (dem Bruder) zum Geburtstag eine neue Sporttasche.
A
Nominativ (eerste naamval)
B
Genitiv (tweede naamval)
C
Dativ (derde naamval)
D
Akkusativ (vierde naamval)

Slide 16 - Quiz

Der Basketballspieler schickt seiner Masseurin (das leckere Rezept).
A
Nominativ (eerste naamval)
B
Genitiv (tweede naamval)
C
Dativ (derde naamval)
D
Akkusativ (vierde naamval)

Slide 17 - Quiz

Der Basketballspieler schickt (seiner Masseurin) das leckere Rezept.
A
Nominativ (eerste naamval)
B
Genitiv (tweede naamval)
C
Dativ (derde naamval)
D
Akkusativ (vierde naamval)

Slide 18 - Quiz

(Der Basketballspieler) schickt seiner Masseurin das leckere Rezept.
A
Nominativ (eerste naamval)
B
Genitiv (tweede naamval)
C
Dativ (derde naamval)
D
Akkusativ (vierde naamval)

Slide 19 - Quiz

Lies den Text 
auf seite 66
Fertig? 
Übung 25, 27
timer
1:00

Slide 20 - Slide

Übung 29
Wörterbuch Übung

Slide 21 - Slide

Was heißt:
gleichgesetzt

Slide 22 - Open question

Was heißt:
sprunghaft

Slide 23 - Open question

Was heißt:
überlebensnotwendig

Slide 24 - Open question

Was heißt:
klarmachen

Slide 25 - Open question

Was heißt:
Lebensgrundlage

Slide 26 - Open question

Was heißt:
nächstgelegene

Slide 27 - Open question

Tot slot
• Wat hebben we gedaan?
• Hoe ging het?
• Wat gaan we volgende keer doen?

Slide 28 - Slide

Ich habe den Grammatik verstanden
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Ich habe das meiste vom Text verstanden
(lesen)
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll