6.4 - De bloedvaten (KB4)

Thema 6 Transport
KB 4
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 6 Transport
KB 4

Slide 1 - Slide

Thema 6 - Transport
6.1 - Bloed
6.2 - De bloedsomloop
6.3 - Het hart
6.4 - De bloedvaten
6.5 - Hart- en vaatziekten
6.6 - Weefselvloeistof en lymfe

Slide 2 - Slide

6.3 - Het hart
KB 4

Herhaling

Slide 3 - Slide

Hart-longen-hart hoort bij?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden

Slide 4 - Quiz


Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Waar bevindt zich zuurstofarm bloed?
A
1
B
2
C
4

Slide 5 - Quiz

Bloed uit je handen komt in de linkerboezem binnen via de...
A
Aorta
B
Onderste holle ader
C
Longslagader
D
Bovenste holle ader

Slide 6 - Quiz


De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers

Slide 7 - Quiz

6.4 - De bloedvaten

GTL 4


Slide 8 - Slide

Doelen van deze paragraaf
Je kan de drie typen bloedvaten en hun eigenschappen benoemen
Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens aders en slagaders benoemen en hierbij de samenstelling van het bloed aangeven

Slide 9 - Slide

Bloedvaten
Slagaders
Haarvaten
Aders

Slide 10 - Slide

Bloedvatenstelsel
Aders/slagaders hebben naam van orgaan waar ze bij horen

Uitzonderingen: onderste/bovenste holle aders, aorta, poortader

Slide 11 - Slide

Dubbele bloedsomloop
Bloed gaat door hele lichaam
2x per omloop door hart

Kleine bloedsomloop
Grote bloedsomloop

Slide 12 - Slide

Slagaders
Van hart naar orgaan
Vervoeren zuurstofrijk bloed naar organen

Uitzondering: longslagader

Dikke, gespierde, elastische wanden -> kracht van hartslag duwt bloed snel door bloedvat

Slide 13 - Slide

Haarvaten
Zuurstof en voedingsstoffen verlaten bloedvatenstelsel
Koolstofdioxide en water komen in bloedvatenstelsel

Hele dunne wand met kleine gaatjes -> voor stoffen en witte bloedcellen

Bevinden zich IN organen

Slide 14 - Slide

Aders
Van organen naar het hart
Vervoeren zuurstofarm bloed naar het hart
Uitzondering: longader

Lage bloeddruk, geen dikke, elastische wand

Heeft kleppen

Slide 15 - Slide

Glucose in het bloed
Bloed vanuit darmen naar lever -> poortader

Bloedsuikerspiegel 
(glucose <-> glycogeen)
Lage bss -> glucose afgegeven aan leverader

Slide 16 - Slide

Vragen?

Slide 17 - Slide

De slagader loopt altijd van ... naar ...
A
van het hart naar het orgaan
B
van het orgaan naar het hart

Slide 18 - Quiz

Aders hebben aderkleppen.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Een ader...
A
Vervoert bloed naar het hart toe
B
Vervoert bloed van het hart weg

Slide 20 - Quiz

Haarvaten hebben:
A
De dikste wand
B
Een dikke wand, maar niet de dikste.
C
Een wand die uit 1 cellaag bestaat.
D
Geen wand.

Slide 21 - Quiz

Een slagader...
A
Vervoert bloed naar het hart toe
B
Vervoert bloed van het hart weg
C
Vervoert meestal zuurstofrijk bloed
D
Vervoert meestal zuurstofarm bloed

Slide 22 - Quiz

Wat gebeurt er in de haarvaten?
A
Uitwisseling van zuurstof en CO2 met weefsels
B
Al het bloed verlaat de circulatie
C
Hier wordt het bloed zuurstofrijk gemaakt
D
Hier krijgt het bloed de blauwe kleur

Slide 23 - Quiz

Slagaders hebben een dikke wand
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Welke ader heeft gemiddeld bloed met de grootste hoeveelheid glucose?
A
Nierader
B
Longader
C
Leverader
D
Aorta

Slide 25 - Quiz

Aan het werk
Maken:
6.4 - 22 t/m 34
Lezen:
6.5


Begrippen:
slagaders
bloeddruk
haarvaten
aders
kleppen
poortader
leverslagader
leverader

Leerdoelen:
Je kan de drie typen bloedvaten en hun eigenschappen benoemen
Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens aders en slagaders benoemen en hierbij de samenstelling van het bloed aangeven

Slide 26 - Slide