1. Je hebt als huiswerk teksten meegenomen. Kies één tekst.
2. Zoek in je tekst signaalwoorden en omcirkel ze.
3. Schrijf de gevonden signaalwoorden onder elkaar.
4. Maak met elk signaalwoord een eenvoudige zin (10 x).
5. Beschrijf van elk signaalwoord welk soort signaal het geeft.
6. Controleer met de toolbox 'signaalwoorden' of de verbanden die je vond, overeenkomen met die van de toolbox.