Voorbereiding toets

Leesstrategieën
Voor het lezen
1. Voorspellen

Tijdens het lezen
2. Ophelderen
3. Vragen stellen

Na het lezen
4. Samenvatten
5. Terugkijken
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leesstrategieën
Voor het lezen
1. Voorspellen

Tijdens het lezen
2. Ophelderen
3. Vragen stellen

Na het lezen
4. Samenvatten
5. Terugkijken

Slide 1 - Slide

Op welke momenten pas je leesstrategieen toe?

Slide 2 - Open question

Voor je gaat lezen......
A
bepaal je leesdoel
B
kijk je naar het tekstgeraamte
C
schrijf je voorkennis op
D
voorspel je of tekstniveau goed is

Slide 3 - Quiz

Een signaalwoord....
A
is een werkwoord
B
leg je verbanden tussen zinnen en alinea's
C
is een de-het-een-woord
D
vind je door de zin vragend te maken

Slide 4 - Quiz

Bij het tekstverband 'opsomming' noem je verschillende dingen achter elkaar op.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Door de harde wind zijn er bomen omgewaaid.
Door is een signaalwoord, het tekstverband is.....
A
opsomming
B
vergelijking
C
oorzaak/gevolg
D
tegenstelling

Slide 6 - Quiz

Ik kan niet mee omdat ik thuis moet blijven.
A
omdat is signaalwoord
B
blijven is signaalwoord
C
moet is signaalwoord
D
ik is signaalwoord

Slide 7 - Quiz

Ik kan niet mee omdat ik thuis moet blijven.
Omdat is signaalwoord, het tekstverband is...
A
vergelijking
B
opsomming
C
conclusie
D
reden

Slide 8 - Quiz

Signaalwoord
Verwijswoord
omdat 
dus
hoewel
en
hij 
zij
die
dat

Slide 9 - Drag question

Vorig jaar scoorde Timo bijna nooit, maar nu maakt hij elke wedstrijd een doelpunt.
Noem tekstverband en signaalwoord

Slide 10 - Open question

Als ik het tekstgeraamte bekijk lees ik de tekst woord voor woord.....
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Noem twee onderdelen van tekstgeraamte

Slide 12 - Open question

Hoe word je een betere lezer?
A
Dat kan niet, je niveau staat vast
B
door meer te lezen

Slide 13 - Quiz

hoe noemen we deze manier van lezen?

Slide 14 - Open question

Verwijswoorden
Je kunt met verwijswoorden verwijzen naar:
personen (hem, haar, hun, hij, zij)
dingen (het, deze, die)
plaatsen (waar, daar, hier)
tijdstippen (toen, dan, daarna)

Slide 15 - Slide

Leesmotor
Als je niet goed kunt lezen, gaat lezen moeizaam en is het vaak niet zo leuk. Als je weinig weet van het onderwerp, of het interesseert je niet zo erg, dan is lezen meestal óók niet leuk.
Iedereen kan een betere lezer worden, maar daar moet je wel wat voor doen. Wat helpt is: heel veel lezen, het gewoon doén!

Door te lezen leer je meer woorden, leer je meer over een onderwerp en wordt lezen iets makkelijker. Daardoor pak je sneller weer een nieuwe tekst en ga je wéér iets beter lezen ... jouw leesmotor gaat dan echt lopen!

Hoe start je de leesmotor bij jezelf? Door teksten te lezen
die je interessant vindt 
die passen bij jouw leesniveau: niet te makkelijk, niet te moeilijk.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link