27 tekst tm r. 11

Tekst 27
Deze les gaat over regel 
1 t/m 11 van deze tekst.
De tekst gaat over het verhaal van Orpheus en Euridike.
De inleiding in je Tekstboek op blz. 98 heb je natuurlijk al gelezen (of dat doe je nu snel)!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tekst 27
Deze les gaat over regel 
1 t/m 11 van deze tekst.
De tekst gaat over het verhaal van Orpheus en Euridike.
De inleiding in je Tekstboek op blz. 98 heb je natuurlijk al gelezen (of dat doe je nu snel)!

Slide 1 - Slide


regel 1: Οὗτος δὲ ὁ Ὀρφεύς, γαμήσας τὴν Εὐρυδίκην
Welke woordsoort is Οὗτος?
A
lidwoord
B
bijwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 2 - Quiz


regel 1: Οὗτος δὲ ὁ Ὀρφεύς, γαμήσας τὴν Εὐρυδίκην
Hoe vertaal je Οὗτος?
A
deze/die
B
zo, op die manier

Slide 3 - Quiz

regel 1-3: Οὗτος δὲ ὁ Ὀρφεύς ... t/m ... διατρίβειν ἐπεθύμει  
Sleep de juiste zinsdelen naar de begrippen OW-PV-PTC.
onderwerp
persoonsvorm
participium (2x)
Οὗτος ὁ Ὀρφεύς
σφόδρ᾽
αὐτῆς
ἐρῶν
πάσας τὰς ἡμέρας
τοῦ βίου
γαμήσας
τὴν Εὐρυδίκην
σὺν αὐτῇ
διατρίβειν
ἐπεθύμει

Slide 4 - Drag question


regel 1: Οὗτος δὲ ὁ Ὀρφεύς, γαμήσας τὴν Εὐρυδίκην
In welke tijd staat het participium γαμήσας?
A
praesens
B
aoristus

Slide 5 - Quiz


regel 1: Οὗτος δὲ ὁ Ὀρφεύς, γαμήσας τὴν Εὐρυδίκην
In welke naamval, getal en geslacht staat het participium γαμήσας?
A
nom. ev. mnl.
B
vrl. acc. mv.
C
vrl. nom. ev.
D
vrl. acc. ev.

Slide 6 - Quiz


regel 1: Οὗτος δὲ ὁ Ὀρφεύς, γαμήσας τὴν Εὐρυδίκην
Waarmee congrueert het participium γαμήσας dus?
A
ὁ Ὀρφεύς
B
τὴν Εὐρυδίκην

Slide 7 - Quiz


regel 2: σφόδρ᾽ αὐτῆς ἐρῶν 
In welke tijd staat het participium ἐρῶν?
A
praesens
B
aoristus

Slide 8 - Quiz


regel 2: σφόδρ᾽ αὐτῆς ἐρῶν
In welke naamval, getal en geslacht staat het participium ἐρῶν?
A
nom. ev. mnl.
B
gen. mv. mnl.
C
vrl. gen. ev.
D
vrl. acc. mv.

Slide 9 - Quiz


regel 2: σφόδρ᾽ αὐτῆς ἐρῶν
Waarmee congrueert het participium ἐρῶν dus?
A
πάσας τὰς ἡμέρας
B
αὐτῆς
C
τὴν Εὐρυδίκην
D
ὁ Ὀρφεύς

Slide 10 - Quiz


regel 2: σφόδρ᾽ αὐτῆς ἐρῶν
Waarom staat αὐτῆς in de genitivus?
A
bijvoeglijke bepaling
B
na een voorzetsel
C
na een werkwoord

Slide 11 - Quiz


regel 2-3: πάσας μὲν τὰς τοῦ βίου ἡμέρας σὺν αὐτῇ διατρίβειν ἐπεθύμει
In welke tijd staat ἐπεθύμει?


A
praesens
B
imperfectum
C
aoristus

Slide 12 - Quiz


regel 2-3: πάσας μὲν τὰς τοῦ βίου ἡμέρας σὺν αὐτῇ διατρίβειν ἐπεθύμει: Verklaar het gebruik van deze tijd. 
Ga bij je antwoord in op de inhoud van de tekst.


Slide 13 - Open question


regel 2-3: πάσας μὲν τὰς τοῦ βίου ἡμέρας σὺν αὐτῇ διατρίβειν ἐπεθύμει: Waarnaar verwijst αὐτῇ?

A
τὴν Εὐρυδίκην
B
τοῦ βίου
C
ἡμέρας
D
ἡ τύχη

Slide 14 - Quiz


regel 3-4: ἡ δὲ ἄδικος τύχη τοῦτο ἐκώλυσεν.
Het lukt Orpheus om zijn leven door te brengen met zijn geliefde Eurydike.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz


regel 4-5: Ἡ γὰρ γυνὴ δήγματι ἐχίδνης ἀπέθανεν.
Waarom staat δήγματι in de dativus?
A
meewerkend voorwerp
B
BWB waardoor
C
dat.object
D
BWB waarmee

Slide 16 - Quiz

regel 5-7: Ὁ δ᾽ ἄθλιος Ὀρφεὺς τὴν φίλην γυναῖκα ἀποθανοῦσαν  ἐκ τοῦ Ταρτάρου ἀναγαγεῖν ἐβούλευσεν. 
Sleep de juiste zinsdelen naar de begrippen OW-PV-PTC.
onderwerp
persoonsvorm
participium
Ὁ ἄθλιος Ὀρφεὺς
τὴν φίλην γυναῖκα
ἀποθανοῦσαν
ἐκ τοῦ Ταρτάρου
ἀναγαγεῖν
ἐβούλευσεν

Slide 17 - Drag question


regel 5-7: Ὁ δ᾽ ἄθλιος Ὀρφεὺς τὴν φίλην γυναῖκα ἀποθανοῦσαν  ἐκ τοῦ Ταρτάρου ἀναγαγεῖν ἐβούλευσεν. 
Waarmee congrueert het participium ἀποθανοῦσαν?
A
Ὁ ἄθλιος Ὀρφεὺς
B
τὴν φίλην γυναῖκα
C
τοῦ Ταρτάρου
D
ἀναγαγεῖν

Slide 18 - Quiz


regel 5-7: Ὁ δ᾽ ἄθλιος Ὀρφεὺς τὴν φίλην γυναῖκα ἀποθανοῦσαν  ἐκ τοῦ Ταρτάρου ἀναγαγεῖν ἐβούλευσεν. 
In welke tijd staat het participium ἀποθανοῦσαν?
A
praesens
B
aoristus

Slide 19 - Quiz


regel 5-7: Ὁ δ᾽ ἄθλιος Ὀρφεὺς τὴν φίλην γυναῖκα ἀποθανοῦσαν  ἐκ τοῦ Ταρτάρου ἀναγαγεῖν ἐβούλευσεν. 
Hoe zie je dat het participium ἀποθανοῦσαν aoristus is?
A
de letters σα
B
andere stam

Slide 20 - Quiz


regel 8: ᾄδων καὶ κλάων
Vertaal deze woorden zo letterlijk mogelijk in het Nederlands.

Slide 21 - Open question


regel 8: οὗ ὁ Χάρων κατέσχεν αὐτὸν ἐρωτῶν
Orpheus wordt door Charon direct toegelaten tot de onderwereld.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz


regel 8: οὗ ὁ Χάρων κατέσχεν αὐτὸν ἐρωτῶν
Wie wordt bedoeld met αὐτὸν?
A
Orpheus
B
Hades
C
Charon
D
Acheron

Slide 23 - Quiz


regel 8: ἐρωτῶν
Geef de vertaling van dit participium in de vorm van een bijzin.

Slide 24 - Open question


regel 8-11: "Τί δὴ ζωὸς δεῦρο ἥκεις; Μόνον γὰρ οἱ νεκροὶ τόνδε τὸν ποταμὸν διαβαίνουσιν." Waarom mag Orpheus niet verder? Geef de vertaling van het Griekse woord dat dat aangeeft.

Slide 25 - Open question

EINDE
Het eerste deel van de tekst heb je nu afgerond!

Slide 26 - Slide