Week 22 - les 1

1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Le programme:

* Corriger les devoirs
* Répéter bloc E et F
* Expliquer bloc H
* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.
* kan je korte zinnen maken van de woorden van bloc E en F.
* ken je het werkwoord aller en kan je de futur proche maken.


Slide 2 - Slide

Le programme:

* Corriger les devoirs
* Répéter bloc E et F
* Expliquer bloc H
* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.
* kan je korte zinnen maken van de woorden van bloc E en F.
* ken je het werkwoord aller en kan je de futur proche maken.


Slide 3 - Slide

Corriger ex. 25b (p. 71)
  1. une ville
  2. notre maison
  3. chez moi
  4. la campagne
  5. il y a
  6. trop de gens 

Slide 4 - Slide

Corriger:
Ex. 24c (p. 70)
1. A
2. Hugo
3. quartier

Ex. 25a
1. la pharmacie - 2. la campagne - 3. le jardin - 4. le chien - 5. l'immeuble - 
6. le chat

Slide 5 - Slide

Ex. 26
a. 1B - 2A - 3D - 4C

b. 
  1. J'habite à ... ('s Heerenberg, Silvolde, Gaanderen, Dinxperlo etc.)
  2. J'aime / Je n'aime pas ma ville parce que ... (c'est très grande)
  3. Dans ma rue, il y a ... (des maisons)
  4. Je vais à l'école ... (en vélo, à pied)

Slide 6 - Slide

Le programme:

* Corriger les devoirs
* Répéter bloc E et F
* Expliquer bloc H
* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.
* kan je korte zinnen maken van de woorden van bloc E en F.
* ken je het werkwoord aller en kan je de futur proche maken.


Slide 7 - Slide

Traduis (avec p. 79):
1. Jij bent bij mij thuis.
2. Hij helpt te veel mensen, hij is ziek.
3. Je moet een hond nemen!
4. Wij gaan samen iets drinken.  (Wij gaan drinken iets samen.)
5. De jongeren luisteren muziek.
6. Zij woont in de stad in een flatgebouw.
timer
8:00

Slide 8 - Slide

Corrige:
  1. Tu es chez moi.
  2. Il aide trop de monde, il est malade.
  3. Il faut prendre un chien!
  4. On va boire quelque chose ensemble.
  5. Les jeunes écoutent de la musique.
  6. Elle habite dans la ville dans un immeuble. 

Slide 9 - Slide

Le programme:

* Corriger les devoirs
* Répéter bloc E et F
* Expliquer bloc H
* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.
* kan je korte zinnen maken van de woorden van bloc E en F.
* ken je het werkwoord aller en kan je de futur proche maken.


Slide 10 - Slide

Expliquer bloc H
Pak je aantekeningenschrift en schrijf de volgende titel op:
Het werkwoord aller en de futur proche

Vetgedrukte tekst = verplicht over te nemen.
Niet vetgedrukte tekst = niet verplicht over te nemen.

Slide 11 - Slide

Het werkwoord aller
Aller = gaan. Het eindigt op ER, maar het is een onregelmatig werkwoord dus je moet deze uit je hoofd leren.
Je vais = ik ga
Tu vas = jij gaat
Il/elle/on va = hij/zij/men gaat
Nous allons = wij gaan
Vous allez = jullie gaan/u gaat
Ils/elles vont = zij gaan

Slide 12 - Slide

Vervolg
Futur proche = nabije toekomst (het gaat nog gebeuren)

Ik ga mijn vriend bezoeken.
Wij gaan de toets Frans maken.

Twee werkwoorden in de zin: vorm van gaan + heel werkwoord
Hoe ziet het eruit in het Frans?

Slide 13 - Slide

Vervolg
Stappenplan:
1. onderwerp + vorm van aller
2. hele werkwoord

Voorbeeld:
Je vais visiter mon copain. (Ik ga bezoeken mijn vriend.)
Zinsvolgorde: onderwerp, vorm van aller, heel werkwoord, rest van de zin

Slide 14 - Slide

Vervolg
Ontkenning bij futur proche:
Il va jouer à la console.
Il ne va pas jouer à la console.

De ontkenning komt om het eerste werkwoord te staan bij de futur proche.
Einde aantekening!

Slide 15 - Slide

Oefen zelf:
* Faites: ex. 30d et 31 (helemaal, dus t/m 31g).
* Travail individuel ou à deux.
* Temps: 10 minutes.
* Questions? Posez-les!
* Après: la fin du cours.
* Prêt? Apprends bloc F.

Slide 16 - Slide

Le programme:

* Corriger les devoirs
* Répéter bloc E et F
* Expliquer bloc H
* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.
* kan je korte zinnen maken van de woorden van bloc E en F.
* ken je het werkwoord aller en kan je de futur proche maken.


Slide 17 - Slide

La fin
Qu'est-ce qu'on a fait aujourd'hui?

Les devoirs:
Faire = ex. 30d et 31.
Apprendre = bloc H. 

Slide 18 - Slide