Les 2 Zinnen en Zinsdelen

Zinnen en zinsdelen
Lesdoel: aan het eind weet je hoe je een zin kunt ontleden en kun je ieder zindsdeel een naam geven.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Zinnen en zinsdelen
Lesdoel: aan het eind weet je hoe je een zin kunt ontleden en kun je ieder zindsdeel een naam geven.

Slide 1 - Slide

Wat wordt er bedoeld met een zinsdeel?
A
Ieder woord in de zin is een zinsdeel
B
Alles wat maximaal voor de PV kan staan

Slide 2 - Quiz

Welk zinsdeel hoort niet thuis in het onderstaande rijtje?
A
Persoonsvorm
B
Lijdend voorwerp
C
Gezegde
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Quiz

Overzicht zinsdelen 
persoonsvorm
onderwerp
gezegde :werkwoordelijk
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijvoegelijke bepaling
bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Slide

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de volgende zin:

Slechts tien van de deelnemers aan de wedstrijd haalden de eindstreep.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 5 - Quiz

Wat is het gezegde in de zin:
Zij zou gisteren gespijbeld hebben.

Slide 6 - Open question

Wat is het onderwerp?:

Bij de meeste banken kan men tegenwoordig ook verzekeringen afsluiten en reizen boeken.
A
Bij de meeste banken
B
tegenwoordig
C
Men
D
reizen boeken

Slide 7 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Wil jij die rommel voor mij opruimen?
A
die rommel
B
jij
C
opruimen
D
voor mij

Slide 8 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Veel huiswerk voor morgen hadden wij niet.
A
voor morgen
B
hadden wij
C
veel huiswerk
D
niet

Slide 9 - Quiz

Vandaag hadden we een lange en ingewikkelde les.
Wat is de bijvoeglijke bepaling?
A
Vandaag
B
hadden
C
les
D
lange en ingewikkelde

Slide 10 - Quiz

Gisteren heb een een mooi schilderij op de muur in mijn kamer gehangen.
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
A
een mooi schilderij
B
Gisteren
C
Op de muur, in mijn kamer
D
Gisteren, op de muur, in mijn kamer

Slide 11 - Quiz

Opdracht zinsdelen in duo's

Slide 12 - Slide