Grammatik

1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesindeling:
Vandaag werken we aan de Grammatik in het werkboek op blz. 16+17 
Opdracht 7 + 8 

Slide 2 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord:
  • Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
  • Noem een voorbeeld

timer
0:40

Slide 3 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Woorden als ik, jij, jou en mij noemen we persoonlijke voornaamwoorden. Deze kunnen veranderen in een zin. Bijvoorbeeld: Ik ga naar de winkel - Koop jij wat voor mij? Ik verandert in mij: Je zegt namelijk niet: Koop jij wat voor ik?

De verandering van ik naar mij noemen we naamvallen. Er zijn vier verschillende naamvallen in het Duits. Hoe weet je welke naamval je moet gebruiken?

Slide 4 - Slide

Welke Naamval??
In het Duits heb je voorzetsels die altijd de vierde naamval vragen. Als je deze voorzetsels ziet, weet je dat je de vierde naamval moet gebruiken:
  1. durch = door 
  2. für = voor 
  3. ohne = zonder 
  4. um = om 
  5. gegen  = tegen 
  6. bis = tot 

Slide 5 - Slide

Vierde naamval
Zie je een van deze voorzetsels? Dan staat het persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval. 
Enkelvoud: 


Meervoud: 

Ich
du
er
sie
es
mich
dich
ihn
sie
es
wir
ihr
sie 
Sie
uns
euch
sie
Sie

Slide 6 - Slide

Opdracht 7 
kies zo dadelijk het juiste antwoorden. Je kunt de opdracht ook maken in je boek bij opdracht 7 blz. 17. 

Slide 7 - Slide

1.Ich habe ein Buch für .....
A
du
B
dich

Slide 8 - Quiz

2.Er geht ohne ...... ins Kino
A
ich
B
mich

Slide 9 - Quiz

3.Sie spielen gegen .....
A
uns
B
wir

Slide 10 - Quiz

4.Was hast du eigentlich gegen .....
A
er
B
ihn

Slide 11 - Quiz

5.Die Lehrerin kümmert sich um ....
A
ihn
B
er

Slide 12 - Quiz

6.Er hat eine Übung für .....
A
uns
B
wir

Slide 13 - Quiz

7.Tim, nicht alles dreht sich um ....
A
du
B
dich

Slide 14 - Quiz

8.Wenn ihr nicht bald kommt, gehe ich ohne ......
A
ihr
B
euch

Slide 15 - Quiz

Opdracht 8
Maak opdracht 8 zelfstandig af, denk hierbij steeds aan de voorzetsels en de tips die we net besproken hebben. 


Slide 16 - Slide