Thema 1 - dag 7

Thema 1  
kennismaken
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 1  
kennismaken

Slide 1 - Slide

de oma / de opa
  • oma = de moeder van je vader of moeder
  • opa = de vader van je vader of moeder
  • de oma - de oma's
  • de opa - de opa's
  • zin: De oma is 88 jaar en de opa is 90 jaar. 

Slide 2 - Slide

oud
  • Iemand die lange tijd leeft
  • iets wat al lang bestaat
  • oud <---> jong
  • oud <---> nieuw
  • zin: Mijn opa is 94 jaar, dat is erg oud

Slide 3 - Slide

praten

  • spreken, zeggen, babbelen, kletsen 
  • werkwoord : ik praat - wij praten
  • praten < -- > stil zijn
  • zin: De leerling praat met de docent. 

Slide 4 - Slide

schrijven
  • letters / woorden op papier zetten of op een computer
  • werkwoord: ik schrijf - wij schrijven
  • zin: Het meisje schrijft in het schrift. 

Slide 5 - Slide

soms
  • niet altijd 
  • af en toe
  • soms <--> vaak
  • zin: Ik koop soms patat.
  • zin: Ik ga soms naar de bioscoop. 

Slide 6 - Slide

Hoe noem je de moeder van je moeder?
A
tante
B
nicht
C
oma
D
zuster

Slide 7 - Quiz

Bij het woord 'oud' denk je aan............
A
een kind op de basisschool.
B
iets wat al lang bestaat.
C
iemand die pas geboren is.
D
iemand die al lang leeft.

Slide 8 - Quiz

Maak een zin met het woord
oud.
(minimaal vier woorden, hoofdletter, punt)

Slide 9 - Open question

Welke telefoon is het oudst?
A
B
C
D

Slide 10 - Quiz

Waar zie je hier de picto
praten
A
B
C
D

Slide 11 - Quiz


Noem woorden die horen bij
opa en oma.

Slide 12 - Mind map


Een ander woord voor het woord
praten
A
luisteren
B
spreken
C
kletsen
D
babbelen

Slide 13 - Quiz

Schrijven doe je met ................

A
een pen
B
een gum
C
een potlood
D
een computer

Slide 14 - Quiz

Als je schrijft dan.............
A
luister je naar de woorden.
B
ga je naar sport
C
praat je met elkaar.
D
zet je letters op papier.

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Drag question

Zoek een foto bij het woord
schrijven.

Slide 17 - Open question

Een ander woord van het woord 'soms':
A
meteen
B
niet altijd
C
af en toe
D
vaak

Slide 18 - Quiz