GBC Spreken 14-9-23

spreektaal - familie en vrienden 1
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

spreektaal - familie en vrienden 1

Slide 1 - Slide

Welke woorden horen bij familie en vrienden?

Slide 2 - Mind map

luister naar het gesprek

Slide 3 - Slide

Hoe heet de broer van Simon?
A
Martin
B
Linda
C
Annet
D
Jason

Slide 4 - Quiz

Hoeveel zus(sen) heeft de vader van Simon?
A
geen
B
1
C
2
D
3

Slide 5 - Quiz

Hoe heten de opa en oma van Simon?
A
Johan en Maria
B
Julio en Maria
C
Eva en Sarah
D
Hans en Isabella

Slide 6 - Quiz

Waar wonen de opa en oma van Simon?
A
Amerika
B
Spanje
C
Nederland
D
Japan

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide


A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz


A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz


A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz


A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz


A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz


A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz


A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz


A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz


A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz


A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Programma vandaag:
* Iemand een presentatie?
* Wat moet je doen voor Opdracht 1: presentatie over jezelf?
* Terug kijken vorige keer: stamboom
* Luistertekst Mohamed en familie
* Vragen maken
* Samen praten over familie
* Taalrap?

Slide 19 - Slide

Opdracht 1: Spreekbeurt over jezelf (A1)

- Je vertelt voor de klas 1 minuut iets over jezelf en/of jouw familie
- Vertel bijvoorbeeld :
 Waar je vandaan komt
 Hoe lang je in Nederland bent
 Waar jouw familie woont
 Wat je wilt doen in Nederland (toekomstdroom)

Slide 20 - Slide

Luisteren naar het gesprek

Slide 21 - Slide

Hoe vaak hoor je het woord broer?
A
2
B
3
C
1
D
4

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

meisje
jongen
vader
moeder
broer
zwager
schoonzoon
oma
oom
nicht

Slide 24 - Drag question

Geef antwoord op de vragen

Slide 25 - Slide

Heb jij een broer?

Slide 26 - Open question

Heb je een zus?

Slide 27 - Open question

samen praten
Ga samen praten over je familie.
Hoeveel zussen / broers heb je?
Wat is de naam van vader en moeder?
Heb jij veel ooms en tantes? 
Wie is je opa of oma? 

Slide 28 - Slide