H1_Studyflow G2.1

Studyflow G2.1
G2.1 Wat zijn werkwoorden?
G2.2 En wat kun je ermee?
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Studyflow G2.1
G2.1 Wat zijn werkwoorden?
G2.2 En wat kun je ermee?

Slide 1 - Slide

Studyflow G2.1

Aan het einde van Studyflow G2.1 weet je wat werkwoorden zijn;

kun je de werkwoorden in een zin herkennen en benoemen;
kun je de zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden in een zin benoemen.
Waarom leer je dat?


Slide 2 - Slide

Werkwoorden 
1) Een werkwoord (ww) in een zin geeft aan wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. 

2) In een zin staat altijd minstens één werkwoord.


Oranje won bijna van Argentinië.
Niet iedereen vond de penalty tegen Oranje terecht.
                
                   
      

kritiek hebben op                                 
Zij heeft kritiek op de aanpak.          

Slide 3 - Slide

Werkwoorden 
1) Als je een werkwoord moet opzoeken in het woordenboek, moet je zoeken naar het hele werkwoord.

2) Het hele werkwoord noemen we ook wel de infinitief.

3) Het hele werkwoord eindigt vaak op -en: fietsen, weten, opzoeken, voetballen.

4) Niet alle werkwoorden eindigen op -en: zijn, gaan, verstaan,

                
                   
      

kritiek hebben op                                 
Zij heeft kritiek op de aanpak.          

Slide 4 - Slide

Werkwoorden 
Staat er één werkwoord in de zin > dan is dat het belangrijkste werkwoord. Dat noem je het zelfstandige werkwoord (zww).

Oranje voetbalde (zww) tegen Argentinië.

Wie wordt (zww) er wereldkampioen in Qatar?                
                     
          

Slide 5 - Slide

Werkwoorden 
Vaak staan er meer werkwoorden in de zin. Eén werkwoord is altijd zelfstandig werkwoord, de andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden. 

Alle werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde.

Oranje heeft helaas verloren van Argentinië.

                
                     
          

Slide 6 - Slide

Werkwoorden 
- Hoe weet je nu wat het hulpwerkwoord en wat het zelfstandig werkwoord is?
- Zonder welk werkwoord blijft de betekenis ongeveer hetzelfde?

Oranje ....... helaas verloren van Argentinië.
Oranje heeft helaas ...... van Argentinië.

Verloren kun je hier niet weglaten > dat is het zelfstandige ww.
Heeft is het hulpwerkwoord.


                
                     
          

Slide 7 - Slide

Werkwoorden 
- Hoe weet je nu wat het hulpwerkwoord en wat het zelfstandig werkwoord is?
- Zonder welk werkwoord blijft de betekenis ongeveer hetzelfde?
Jip wil vanmiddag gaan voetballen.
Jip .... vanmiddag gaan voetballen.
Jip wil vanmiddag gaan ..........

Voetballen kun je hier niet weglaten > dat is het zelfstandige ww.
Wil en gaan zijn hulpwerkwoorden.



                
                     
          

Slide 8 - Slide

timer
1:00
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
Wanneer neemt zij de beslissing?
Mijn vader heeft een verhaal verteld.
Zou jij dat ooit kunnen geloven?
Wil je dat nu  aangeven?
Hij zal nog niet gegeten hebben.
Zou je dat wel doen?

Slide 9 - Drag question

Oefenen
1) G1.1 + G1.2 heb je helemaal af!
2) Lees de uitleg van Studyflow G2.1
3) Maak: Studyflow G2.1
4) Klaar? Lees de uitleg van Studyflow G2.2
5) Maak: Studyflow G2.2 + Test jezelf






                
                     
          

Slide 10 - Slide