Herhaling oefeningen Thema 6 Spijsvertering

1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

6.2 Weefsel is een groep cellen met dezelfde ...........?
A
Bouw en kleur
B
Kleur en functie
C
Bouw en functie
D
Kleur, bouw en functie

Slide 4 - Quiz

6.2 Verschillende organen die we met elkaar samenwerken noemen we?
A
Organisme
B
Organenstelsel
C
Orgaan
D
Weefsel

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

6.2 Schedel – maag – oog – luchtpijp – slokdarm- – hart
Welke delen horen bij hetzelfde orgaanstelsel?
A
Luchtpijp en slokdarm
B
Schedel en oog
C
Slokdarm en maag
D
Hart en luchtpijp

Slide 7 - Quiz

6.2 Welk organenstelsel van
de mens is hier getekend?
A
Uitscheidingsstelsel
B
Zenuwstelsel
C
Bloedvatenstelsel
D
Hormoonstelsel

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

6.3 Vertering is het afbreken van voedsel tot kleine deeltjes die in het bloed kunnen worden opgenomen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Link

Slide 12 - Slide

6.3 Is speeksel een verteringssap?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

6.3 Waar wordt gal gemaakt in je lichaam?
A
Dunne darm
B
Twaalfvingerige darm
C
Galblaas
D
Lever

Slide 14 - Quiz

6.3 Welke vorm van vertering vindt plaats in je mond?
A
Geen vertering
B
Mechanische vertering
C
Chemische vertering
D
Mechanische en chemische vertering

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

6.4 Het gebit bestaat uit verschillende gebitselementen,
we noemen die...
A
Melktanden en blijvende tanden
B
Voortanden en kiezen
C
Kiezen, snijtanden en voortanden
D
Hoektanden, snijtanden en kiezen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide


6.4
A
Ja, alle tanden en kiezen zijn goed geteld
B
Nee, het aantal hoektanden klopt niet
C
Nee, het aantal kiezen klopt niet
D
Nee, het aantal snijtanden klopt niet

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

6.5 Dierlijk voedsel is moeilijker verteerbaar dan plantaardig voedsel
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

6.5 Een lange darm, een grote blinde darm en het hebben van meerdere magen zijn aanpassingen aan het eten van plantaardig voedsel.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

6.5 Welke bewering is juist?
A
carnivoren zijn vleeseters en omnivoren zijn planteneters
B
omnivoren zijn planteneters en herbivoren zijn alleseters
C
herbivoren zijn planteneters en carnivoren zijn alleseters
D
carnivoren zijn vleeseters en omnivoren zijn alleseters

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide