Het zwemdiploma, Diglin junior lezen 3

ISK 2d    maandag  22  mei
Welkom bij Nederlands

  • Tas op de grond
  • Etui op tafel
  • Oortjes op tafel


1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 135 min

Items in this lesson

ISK 2d    maandag  22  mei
Welkom bij Nederlands

  • Tas op de grond
  • Etui op tafel
  • Oortjes op tafel


Slide 1 - Slide

ISK Toets M&M
Welkom bij Nederlands

  • Telefoon in de tas
  • Tas op de grond
  • Etui op tafel


Slide 2 - Slide

maandag 22 april 2024

Het is bewolkt.
De zon schijnt af en toe.
Het regent vandaag niet.
Er is niet zoveel wind.
Het wordt 11 graden.
De dag vandaag

Slide 3 - Slide

zwemmen

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Zoek de woorden

Potlood-lezen



Welke woorden hebben 'zwem' ?
Zet er een streep onder.

Slide 9 - Slide

Op zwemles - duiken

Slide 10 - Slide

Diglin online

Slide 11 - Slide

Welk voorzetsel hoort bij het plaatje?
A
naast
B
voor
C
op
D
in

Slide 12 - Quiz

Welk voorzetsel hoort bij het plaatje?
A
voor
B
op
C
achter
D
in

Slide 13 - Quiz

Welk voorzetsel hoort bij het plaatje?
A
voor
B
naast
C
achter
D
om

Slide 14 - Quiz

Welk voorzetsel hoort bij het plaatje?
A
onder
B
voor
C
naast
D
op

Slide 15 - Quiz

Wat is het voorzetsel in deze zin?
A
De kat zit OP de tafel.
B
De kat zit VOOR de tafel.
C
De kat zit ONDER de tafel.

Slide 16 - Quiz

Welk voorzetsel past hier het beste?
A
De bloem staat IN de vaas.
B
De bloem staat VOOR de vaas.

Slide 17 - Quiz

Welk voorzetsel past in deze zin?
A
De vogel vliegt ONDER de lucht.
B
De vogel vliegt IN de lucht.

Slide 18 - Quiz

Wat is het juiste voorzetsel in deze zin?
A
De bal ligt OP de doos.
B
De bal ligt IN de doos.

Slide 19 - Quiz

Wat is het juiste voorzetsel in deze zin?
A
Hij schopt de bal OP het doel.
B
Hij schopt de bal IN het doel.

Slide 20 - Quiz

6

Slide 21 - Video

00:09
De doos ligt ............ de grond.
A
op
B
onder

Slide 22 - Quiz

00:22
De kat springt ........... de doos.
A
over
B
op
C
in

Slide 23 - Quiz

00:41
De kat zit ................... de doos.
A
op
B
achter

Slide 24 - Quiz

00:44
De kat staat ..................... de doos.
A
op
B
voor

Slide 25 - Quiz

01:19
De kat zit ............... de doos.
A
op
B
onder

Slide 26 - Quiz

01:52
De doos is ............
A
mooi
B
dicht
C
kapot
D
op

Slide 27 - Quiz

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 28 - Mind map