This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Lesplanning
* Planning periode 3:
- Mindmap (4x / P4)
- Presentaties woordenschatproject
- Woordenschattoets (4x)
- Fictiegesprekken (4x / P4)
- Filmtoets (2x/ toetsweek)
* Disconnect lezen / mindmap maken
(M3E: klaar? Spelling oefenen)
Slide 1 - Slide
Leerdoelen Lezen 3.3
- Je kan een betoog lezen
- Je kan vaststellen of informatie subjectief is
- Je kan de functies van de inleiding en het slot benoemen
- Je kan vaststellen of informatie bruikbaar is
Slide 2 - Slide
Betoog
In een betoog geeft de schrijver zijn mening (= subjectieve informatie). Zijn mening licht hij die toe met argumenten. Hij wil de lezer ervan overtuigen dat zijn mening juist is.
Voorbeelden van betogen zijn: ingezonden brief, boekbespreking, filmrecensie.
Slide 3 - Slide
Indeling betoog
Een betoog bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Inleiding
2. Middenstuk
3. Slot
Slide 4 - Slide
Subjectieve informatie
- mening
- overtuigen (betoog)
- kun je niet controleren
- je hoeft het er niet mee eens te zijn
Slide 5 - Slide
subjectieve informatie en betoog
In een betoog zit altijd subjectieve informatie. De mening die de schrijver verdedigt, is altijd
subjectief.
De argumenten kunnen zowel subjectief als objectief zijn.
Slide 6 - Slide
Welke functies heeft een inleiding?
onderwerp noemen
aanleiding noemen
vraag stellen
mening geven
samenvatting geven
Slide 7 - Slide
Functies van een slot
Een conclusie of een samenvatting geven van de inhoud.
Een advies of een waarschuwing geven.
Slide 8 - Slide
Tussenkopjes
Het doel van tussenkopjes is => de leesbaarheid verhogen.
Een tussenkopje kan:
het deelonderwerp noemen van één of meerdere alinea's.
belangrijke informatie noemen over een deelonderwerp.
Slide 9 - Slide
Weet je het nog....?
Slide 10 - Slide
Welk tekstdoel heeft een betoog?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 11 - Quiz
Welk tekstdoel heeft een recensie?
A
informeren
B
overtuigen/betogen
C
activeren
D
amuseren
Slide 12 - Quiz
Wat is een betoog?
A
Een tekst met informatie
B
Een tekst waarin je mensen amuseert
C
Een tekst met een mening
D
Een tekst waarin je mensen iets wilt laten doen.
Slide 13 - Quiz
In een inleiding van een betoog staat:
A
de stelling
B
de korte mening van de schrijver
C
al de argumenten van de schrijver
D
een originele beginzin en al de argumenten.
Slide 14 - Quiz
Een betoog is een overtuigende tekst
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Welke uitspraak over betogen is juist?
A
In het slot van een betoog staat altijd een samenvatting.
B
In de inleiding van een betoog staat altijd een mening.
C
In de kern van een betoog staat nooit een mening.
D
In het slot van een betoog staan altijd feiten.
Slide 16 - Quiz
Wat vind je in een betoog?
A
vooral meningen
B
vooral feiten
C
meningen en feiten
Slide 17 - Quiz
Feiten zijn...
A
objectief
B
subjectief
Slide 18 - Quiz
Is een ingezonden brief subjectief of objectief?
A
subjectief
B
objectief
Slide 19 - Quiz
Subjectief of objectief? 'Het regent vandaag.'
A
Objectief
B
Subjectief
Slide 20 - Quiz
De leerlingen hebben de Lesson Up gemaakt. Objectief of subjectief?
A
Objectief
B
Subjectief
Slide 21 - Quiz
Wat is geen kenmerk van een ingezonden brief?
A
subjectief
B
kort en bondig
C
aanhef
D
woonplaats
Slide 22 - Quiz
Een inleiding kan verschillende functies hebben. Welke functie heeft de inleiding niet?
A
het onderwerp introduceren
B
aandacht trekken
C
een korte samenvatting geven
D
een advies geven
Slide 23 - Quiz
Wat is de functie van de inleiding? (welk doel heeft een inleiding)
A
Onderwerp duidelijk maken en de aandacht lezer trekken door verhaaltje
Functies van het slot. Wat is een functie van het slot?
A
de centrale vraag stellen
B
Een advies geven
C
Een samenvatting geven.
D
enkele personen introduceren.
Slide 27 - Quiz
Wat hoort niet bij de functies van een slot?
A
aanleiding noemen
B
conclusie
C
samenvatting
D
advies
Slide 28 - Quiz
Een inleiding kan meerdere functies tegelijk hebben.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
Andere functies die de inleiding kan hebben: Het onderwerp noemen; De aanleiding noemen, aangeven waarom de tekst is geschreven; Een vraag stellen, die later in de tekst wordt beantwoord; De mening geven, die later in de tekst wordt beargumenteerd; Een samenvatting van de inhoud geven.