Fase 2, periode 4, les 1 werkwoordspelling gecombineerd

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Fase 2

werkwoordspelling gecombineerd

tegenwoordige tijd

vissen

Ik vis

Hij/zij/jij vist                          let op: vis jij?

beantwoorden

Ik beantwoord

Hij/zij/jij beantwoordt      let op: beantwoord jij?

verleden tijd (Taxikofschip)

vissen

Ik viste

Hij/zij/jij viste

schilderen

Ik schilderde

Hij/zij/jij schilderde

verleden tijd (Taxikofschip)

loten

Ik lootte

Hij/zij/jij lootte 

beantwoorden

Ik beantwoordde

Hij/zij/jij beantwoordde

voltooid deelwoord (Taxikofschip)

vissen

Ik heb gevist

schilderen

Ik heb geschilderd

voltooid deelwoord (Taxikofschip)

loten

Ik heb geloot

beantwoorden

Ik heb beantwoord

We vieren feest, als jij voor Sport & Bewegen ..... bent.

1. geslaagt
2. geslaagd
3. geslaagdt

Het .... regelmatig dat er fouten gemaakt worden.

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeurdt

De molenaar heeft het brood naar de bakkerij .....

1. vervoert
2. vervoerd
3. vervoerdt

Mijn zusje ..... niet meer in Sinterklaas.

1. gelooft
2. geloofd
3. geloofdt

Ik heb jou laatst om een gunst .....

1. gevraagt
2. gevraagd
3. gevraagdt

... jij niet zo blij van vis?

1. Wort
2. Word
3. Wordt

Toen .... wij alle ingrediënten.

1. mixten
2. mixden
3. mixtden
4. mixdten

Hij .... altijd meteen weg als het programma hem niet bevalt.

1. zapt
2. zapd
3. zapdt

.... je hond dan nooit op met blaffen?

1. Hout
2. Houd
3. Houdt

Hij had haar een cadeautje ....

1. belooft
2. beloofd
3. beloofdt

Hij .... nooit. 

De man is enorm ....

Jij hebt mij dat ....!

De gemeente .... van alles.

Hij .... veel voor mij. 

Het heeft voor hem veel ....

verandert

veranderd

belooft

beloofd

betekent

betekend

StartTaal 3F

Taalverzorging

Werkwoordspelling | Werkwoordspelling gecombineerd

opdracht 1, 2, 3, 4, 5 + deeltoets