Fase 2, periode 2, les 4 werkwoordspelling gecombineerd STARTER

Fase 2
werkwoordspelling
gecombineerd

starter
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Fase 2
werkwoordspelling
gecombineerd

starter

Slide 1 - Slide

In deze les
  • Korte uitleg 
  • Oefeningen in LessonUp
  • Actieve werkvorm 
  • Aan de slag in StartTaal

Slide 2 - Slide

tegenwoordige tijd
lopen = ik loop - hij/zij/jij loopt
wensen = ik wens - hij/zij/jij wenst
vinden = ik vind - hij/zij/jij vindt
beantwoorden = ik beantwoord - hij/zij/jij beantwoordt

Uitzondering:
loop je/jij? wens je/jij? vind je/jij? beantwoord je/jij?


Slide 3 - Slide

verleden tijd
In TaXiKoFSCHiP? ja = -te, nee = -de

wensen = ik/jij/hij/zij wenste - wij wensten
schilderen = ik/jij/hij/zij schilderde - wij schilderden
besteden = ik/jij/hij/zij besteedde - wij besteedden
verloten = ik/jij/hij/zij verlootte - wij verlootten


Slide 4 - Slide

voltooid deelwoord

In TaXiKoFSCHiP? ja = -t, nee = -d

wensen = ik heb gewenst
schilderen = ik heb geschilderd
besteden = ik heb besteed
verloten = ik heb verloot


Slide 5 - Slide

Wat .... er dan met je oude teddybeer?
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 6 - Quiz

De man .... zich aan zijn belager.
A
ontworstelt
B
ontworsteld
C
ontworsteldt

Slide 7 - Quiz

Het liefst .... ik weinig tijd aan onbelangrijke dingen.
A
besteet
B
besteed
C
besteedt

Slide 8 - Quiz

Hij verbaasd zich.
Zij is verloofd
Het veranderd nog wel eens. 
Het is gisteren gebeurt
Hij heeft mij eerder wel geloofd
Hij verbetert de tekst. 
goed
goed
goed
fout
fout
fout

Slide 9 - Drag question

Marije .... zich zelfs onder moeilijke omstandigheden goed.
A
hout
B
houd
C
houdt

Slide 10 - Quiz

De moeder ... de pasgeboren baby.
A
voet
B
voed
C
voedt

Slide 11 - Quiz

Ik heb die foto uit dat tijdschrift ...
A
gescheurt
B
gescheurd
C
gescheurdt

Slide 12 - Quiz

gebeurt
gebeurd
Het is vandaag ..............
Wat denk je dat er ............?
Soms ......... er helemaal niks. 
Er was gisteren zoveel ................

Slide 13 - Drag question

Heb je je kamer al ....?
A
gestoft
B
gestofd
C
gestofdt

Slide 14 - Quiz

Hij heeft de lamp ...
A
verwisselt
B
verwisseld
C
verwisseldt

Slide 15 - Quiz

... jij vaak zonder rijbewijs op zak?
A
Rijd
B
Rijdt
C
Rijt

Slide 16 - Quiz

verandert
veranderd
Vandaag .... alles. 
Wat denk je dat er ............  is?
Soms ......... er helemaal niks. 
Er is toen veel ................

Slide 17 - Drag question

Ze heeft ontzettend veel cadeautjes voor haar verjaardag ....
A
gevraagt
B
gevraagd
C
gevraagdt

Slide 18 - Quiz

Hij .... een heel ander antwoord.
A
verwachte
B
verwachtte

Slide 19 - Quiz

We ... de ingrediënten door elkaar.
A
mixten
B
mixtten
C
mixden
D
mixdden

Slide 20 - Quiz

Hij verbeterd de fout. 
Zij heeft zich verloofd
Als je dit veranderd gaat het lukken.
Gisteren is het plan verbetert
Hij gelooft mij nooit. 
Jij verbetert de fout. 
goed
goed
goed
fout
fout
fout

Slide 21 - Drag question

actieve werkvorm
Speel het spel van de werkwoordspelling in groepjes van 3 a 4 personen. 

Lees op de achterkant de spelregels. 

Slide 22 - Slide

StartTaal les 3
Taalverzorging | Werkwoordspelling | Tegenwoordige tijd
oefening 1, 2
Taalverzorging | Werkwoordspelling | Verleden tijd
oefening 1, 2
Taalverzorging | Werkwoordspelling | Voltooid deelwoord
oefening 1, 2

Slide 23 - Slide

StartTaal les 4
Taalverzorging | Werkwoordspelling | Werkwoordspelling gecombineerd
oefening 1, 2, 3


Slide 24 - Slide