BS3 Voortplantingsstelsel vrouw

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Voortplantingsstelsel man

 

Het voortplantingsstelsel van een vrouw

Lesdoel

Aan het eind van de les kun je de onderdelen van het voortplantingsstelsel van de vrouw benoemen en ken je de functie van deze onderdelen.

Rondere lichaamsvorm en borsten

1. zijn primaire geslachtskenmerken
2. zijn secundaire geslachtskenmerken

Wat zijn de primaire geslachtskenmerken van vrouwen?

Welke onderdelen van het voortplantingsstelsel van de vrouw ken je al?

• Eierstokken: hier ontwikkelen de eicellen zich (1 per 4 weken)
  
• Eileiders: vervoeren de eicellen naar de baarmoeder. De bevruchting vindt hier plaats
  
• Baarmoeder: spieren die met slijmvlies bedekt worden. Hier vindt de innesteling plaats en de ontwikkeling van de embryo.

Voortplantingsstelsel van de vrouw. De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik

Voortplantingsstelsel van de vrouw.

De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik. 

Voortplantingsstelsel vrouw

• Vagina: hierin komt het sperma tijdens de geslachtsgemeenschap.
  
• Kleine schaamlippen: produceren slijm d.m.v. klieren (nat worden)
  
• Grote schaamlippen: veiligheid
  
• Maagdenvlies: weefsel met opening aan het begin van de vagina
• Clitoris: zorgt voor seksuele prikkeling (orgasme). Er komen hier veel zenuwen samen
  
• Besnijdenis: verwijdering clitoris (en schaamlippen)

ovulatie/eisprong

Ovulatie = eisprong

Begrippen

• Bevruchting (en waar dit plaatsvindt): de kernen van een eicel en zaadcel versmelten. Dit gebeurt in de eileiders
  
• Ovulatie: eisprong. Er komt een eicel vrij (gebeurt 1 keer per maand)
  
• Innesteling (en waar dit plaatsvindt): het klompje cellen zet zich vast in het slijmvlies van de baarmoeder.
  
• Overgang: er komen geen eicellen meer tot ontwikkeling (eicellen zijn op)

Lesdoel

Je kunt de onderdelen van het voortplantingsstelsel van de vrouw benoemen en ken je de functie van deze onderdelen.

Leren basisstof 3

Maken opdracht 12 t/m 14

Welk onderdeel wordt aangegeven met nummer 2?

1. eierstok
2. urineblaas
3. zaadleider
4. eileider

Welk onderdeel wordt aangegeven met nummer 3?

1. eierstok
2. urineblaas
3. zaadleider
4. eileider

Welk onderdeel wordt aangegeven met nummer 5?

1. Vagina
2. Eierstok
3. Eileider
4. Urineblaas

Nummer 10 speelt
een rol bij

1. de innesteling
2. de bevruchting
3. het vrijkomen van een eicel
4. de opvang van urine

Waarin liggen de eicellen?

1. Eierstokken
2. Baarmoeder
3. Eileider
4. Vagina

Wanneer spreken we
van het woord bevruchting?

1. Bij een bolletje cellen
2. Bij een eisprong
3. Tijdens een ovulatie
4. Bij het samensmelten van de kernen