Substantiviertes Adjektiv (Kapitel 1 Grammatik D)

Substantiviertes Adjektiv
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Substantiviertes Adjektiv

Slide 1 - Slide

Ziele
- Je weet wat een substantiviertes Adjektiv is (betekent).
- Je kunt substantivierte Adjektive in de zin juist vervoegen.
- Je kent de uitzonderingen van bijvoeglijk naamwoorden als zelfstandige naamwoorden.

Slide 2 - Slide

Substantiviertes Adjektiv
Substantiviertes Adjektiv betekent dat een bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt. Je haalt het zelfstandignaamwoord weg en plaatst een hoofdletter.

Voorbeeld:
- de gelukkige man = der glückliche Mann
- de gelukkige = der/die Glückliche
- de zieke vrouw = die kranke Frau
- de zieke = der/die Kranke

Slide 3 - Slide

Factoren bij "substantivierte Adjektive"
Er zijn drie factoren die de vorm van het zelfstandiggebruikt bijvoeglijknaamwoord bepalen:

1. de groep (der-, ein- en null-Gruppe);
2. meervoud of het geslacht;
3. naamval (voorzetsel, werkwoord, ontleden).

Slide 4 - Slide

Aufgabe:

de rijke vrouw =
de rijke man = 

het arme kind  = 

de snelle sporters = 
Substantiviertes Adjektiv:

de rijke = 
de rijke

de arme = 

de snelle = 

Slide 5 - Slide

Aufgabe:

de rijke vrouw = 
die reiche Frau
de rijke man = 
der reiche Mann

het arme kind  = 
das arme Kind

de snelle sporters = 
die schnellen Sportler
Substantiviertes Adjektiv:

de rijke = 
die Reiche
de rijke = 
der Reiche

de arme = 
der/die Arme

de snelle = 
die Schnellen

Slide 6 - Slide

De vervoeging
Je gebruikt de normale schema's, maar je vervoegt het "zelfstandiggebruikt bijvoeglijknaamwoord" ook; het is immers nog steeds een bijvoeglijk naamwoord.

Normaal: de mooie vrouw en slimme man houden van elkaar.
= Die schöne Frau und der schlaue Mann lieben sich.
Substantiviertes Adjektiv: De mooie en slimme houden van elkaar.
= Die Schöne (Frau) und der Schlaue (Mann) lieben sich.

Slide 7 - Slide

Uitzonderingen vanuit het Nederlands
- der/die als lidwoord voor personen (M/V)
- das als lidwoord als het niet om een persoon gaat.


Afbeelding van NaKlar!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wo hast du unseren Bekannt---- (m) gesehen?
A
e
B
er
C
es
D
en

Slide 10 - Quiz

Der Betrunken_____ (m) fährt nicht mit dem Auto.
A
e
B
er
C
es
D
en

Slide 11 - Quiz

Die Reisend____ (mv) im Bus waren meist Jugendliche.
A
e
B
er
C
es
D
en

Slide 12 - Quiz

Hast du (der Bediente) gesehen?
A
der Bedienten
B
den Bedienten
C
die Bedienten
D
den Bediente

Slide 13 - Quiz

Ich bin doch (kein + der Deutsche, m).
A
kein Deutsche
B
keiner Deutsche
C
kein Deutscher
D
keinen Deutschen

Slide 14 - Quiz

Wir sind (der Freiwillige; mv) der Gruppe.
A
die Freiwillige
B
die Freiwilligen

Slide 15 - Quiz

Die anderen Mitglieder der Gruppe sind (Angestellte; mv).
A
Angestellte
B
Angestellten

Slide 16 - Quiz

Fazit
- Wat is een substantiviertes Adjektiv?

- Hoe moeten deze bijvoeglijknaamwoorden gemaakt woorden?


Slide 17 - Slide