les 7: Hoeveel stroomt er

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Hoeveel stroomt er 

blz 80

Benodigheden

- Boek, schrift, iPad

- Pen, potlood, geo

Tassen in

de tassenkast

Telefoons in de telefoontas

Bluetooth 

- AAN

- VPN uit

   

- huiswerk nabespreken (10min)

- Inhoud (20 min)

- Zelfstandig werken 

        (12 min)

- Afsluiten (5 min)

antwoorden huiswerk

Schakelaar open:

Er is druk, maar geen stromend water

Schakelaar open:

Er is spanning, maar geen stroom

Watermeter meet hoeveel water

Stroommeter meet hoeveel stroom

Stroomsterkte

• aantal elektronen dat op een bepaalde plaats per seconde door een draad gaan

De eenheid van Stroomsterkte is  Ampère

• mA = miliAmpère
• 1 mA = 0,001A
• 1A = 1000mA
• vanaf 10 mA gevaarlijk. 

rekenvoorbeelden

0,032 A = 0,032 x 1000 = 32 mA

620 mA = 620 : 1000 = 0,62 A

0,08 mA = 0,08 : 1000 = 0,00008 A

Apparaten hebben verschillende stroomsterkten

Veel energieverbruik = grotere stroomsterkte

Verwarmingsapparaten verbruiken veel stroom.

Stroomsterkte  meet je met een Ampèremeter

Ampèremeter staat in serie

Serie schakeling

Stroomsterkte overal even groot

Paralleschakeling

Stroom verdeelt zich over de drie lampjes

Hoeveel stroomkringen bevat een serieschakeling?

1. één
2. meerdere

Wat voor schakeling zie je hier?

1. Serieschakeling
2. Parallelschakeling

Een serieschakeling heeft lampjes .....

1. onder elkaar
2. achter elkaar

Een serieschakeling is een .....

1. schakeling met vertakkingen
2. schakeling zonder vertakkingen

Wat is er constant bij een serieschakeling?

1. De stroomsterkte
2. De spanning
3. De weerstand
4. Geen van deze antwoorden is juist

0,03 A = ... mA

1. 3
2. 30 000
3. 0,000 03
4. 30

Stroomsterkte wordt gemeten in Volt

1. waar
2. niet waar

Hoeveel stroomkringen bevat een parallelschakeling

1. één
2. meerdere

Alle apparaten zijn thuis parallel geschakeld

1. waar
2. niet waar

Een gloeilamp waar een kleinere stroom doorloopt geeft minder licht

1. waar
2. niet waar

0,65 A = 0,00065 mA

1. waar
2. niet waar

Op een fietslampje staat 6,0V en 0,45 A
Op welke spanning moet je het lampje aansluiten

1. 0,45 V
2. 0,45 A
3. 6 V
4. 6 A

Wat voor schakelingen zijn dit?

1. A = parallelschakeling B = serieschakeling,
2. A = serieschakeling B = parallelschakeling
3. A & B zijn serieschakelingen
4. A & B zijn parallelschakelingen

Wanneer is de Stroomsterkte constant?
Bij Serie of Parallel?

1. Een serieschakeling
2. Een parallelschakeling

Maak opgaven 50 t/m 55 (blz. 81)

Volgende week vrijdag 2 toets 

REGELS:

• Schrijven in je schrift
  



• Hulp: je boek
• Geen overleg