Herkansing klas 3 oefening

Schimmel
Bacterie
Plantaardige cel
Dierlijke cel
1 / 40
next
Slide 1: Drag question
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Schimmel
Bacterie
Plantaardige cel
Dierlijke cel

Slide 1 - Drag question

Welke onderdelen zitten er in een schimmelcel? Sleep de goede antwoorden ernaar toe
schimmelcel
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern

Slide 2 - Drag question

Welke onderdelen zitten er in een bacteriecel? Sleep de goede antwoorden ernaar toe
bacteriecel
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern

Slide 3 - Drag question

Schrijf de verbranding op

Slide 4 - Open question

Schimmels planten zich voort via...

Slide 5 - Open question


Wat is waar?
A
Cel 1: plantaardige cel Cel 2: dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie Cel 2: dierlijke cel
C
Cel 1: dierlijke cel Cel 2: plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmelcel Cel 2: plantaardige cel

Slide 6 - Quiz

Welke soort cel is dit?
A
plantaardige cel
B
dierlijke cel
C
schimmel cel
D
bacterie cel

Slide 7 - Quiz

Verbranding vindt plaats in?
A
Dieren & planten
B
Schimmels & bacteriën
C
Alle organismen

Slide 8 - Quiz

Wat moet op de ontbrekende plekken?
...(1)… + water + lichtenergie  glucose + …(2)…

Slide 9 - Open question

Welke groep organismen staan altijd aan het begin van een voedselketen? Leg uit

Slide 10 - Open question

Welke groep organismen staan aan het eind van de voedselketen? Leg uit

Slide 11 - Open question

Reducenten maken mineralen. Waar zijn deze voor nodig?
A
Producenten
B
Reducenten
C
Consumenten

Slide 12 - Quiz

Madeliefjes zijn ...
A
Producenten
B
Reducenten
C
Consumenten

Slide 13 - Quiz

Heeft een schimmelcel een celkern? En een celwand?
A
Geen van beiden
B
Alleen een celkern
C
Alleen een celwand
D
Beiden

Slide 14 - Quiz


Hoe heten de groen gekleurde botten?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Lendewervels
D
Heiligbeen

Slide 15 - Quiz

Succes !
opperarmbeen
teenkootje
dijbeen
sleutelbeen
schedel
heupbeen
kuitbeen

Slide 16 - Drag question

Met welke letter is het borstbeen aangegeven?
A
Met A
B
Met B
C
Met C
D
Met D

Slide 17 - Quiz


Welk onderdeel is Q?
A
de spierschede
B
een spiervezel
C
een spierbundel
D
een pees

Slide 18 - Quiz

Met welke letter is de spierbundel aangegeven?
A
Met A
B
Met B
C
Met C
D
Met D

Slide 19 - Quiz

Waar heb je last van bij een verstuiking?
A
Gescheurde of gerafelde meniscus.
B
Gewrichtskapsel en gewrichtsbanden zijn te ver uitgerekt.
C
Gewrichtsknobbel is uit de kom geschoten.
D
Scheur in een van de botten van een gewricht

Slide 20 - Quiz

gewrichtskogel
kraakbeen
gewrichtssmeer
kapselband

Slide 21 - Drag question

Welk onderdeel van het gewricht maakt gewrichtssmeer aan?
A
gewrichtskom
B
kraakbeen
C
gewrichtsband
D
gewrichtskapsel

Slide 22 - Quiz

Welk onderdeel zorgt voor extra stevigheid van het gewricht?
A
gewrichtskom
B
kraakbeen
C
gewrichtsband
D
gewrichtskapsel

Slide 23 - Quiz


A
R = kraakbeenweefsel
B
R = spierweefsel
C
R = beenweefsel

Slide 24 - Quiz


A
S = kraakbeenweefsel
B
S = spierweefsel
C
S = beenweefsel

Slide 25 - Quiz

Zet in de goede volgorgde, van boven naar beneden (1 is boven)
1
2
3
4
borstwervel
heiligbeen
halswervel
lendenwervel

Slide 26 - Drag question

Hoe heet gewricht nummer 4?
A
rolgewricht
B
zadelgewricht
C
scharniergewricht
D
eivormiggewricht

Slide 27 - Quiz

Hoe heet gewricht nummer 5?
A
rolgewricht
B
kogelgewricht
C
scharniergewricht
D
eivormiggewricht

Slide 28 - Quiz

Op welke manieren gebruik jij energie?

Slide 29 - Open question

Voor welke spullen zijn welke grondstoffen nodig?

kleding
mobieltje
fiets
schoolboek
(meerde antwoorden zijn mogelijk)
goud
katoen
ijzer
hout
rubber
aardolie
kobalt
papier

Slide 30 - Drag question

Combineer de juiste zinnen met de woorden:
*Consument
*Producent
*Reducent
*Afvaleters
zet afvalresten om in mineralen
legt energie vast in glucose
verbrand glucose voor energie
eet resten en maakt afval klein

Slide 31 - Drag question

Zet de organismen bij de juiste begrippen.
*Consument
*Producent
*Reducent
*Afvaleters
regenworm
koolmees
gras
paddestoel
kamerplant
koe
mestkever
tuinslak
koolwitje
melkzuurbacterie

Slide 32 - Drag question

Combineer de juiste begrippen.
Fotosynthese
Verbranding
energie uit zonlicht
energie komt vrij
koolstofdioxide
zuurstof
glucose
water

Slide 33 - Drag question

Maak de reactievergelijking van fotosynthese kloppend.
+
+
  _______>
zonlicht
koolstofdioxide
zuurstof
water
glucose

Slide 34 - Drag question

Maak de reactievergelijking van verbranding kloppend.
+
+
  _______>
verbranding
koolstofdioxide
zuurstof
water
glucose

Slide 35 - Drag question

In welk deel van de kringloop van fotosynthese en verbranding horen de deelnemers van de voedselkringloop?
fotosynthese
verbranding
producent
consument
afvaleter
reducent

Slide 36 - Drag question

Benoem de nummers 1 t/m 3.
1 =
2 =
3 =
fotosynthese
verbranding
opslag van koolstof

Slide 37 - Drag question

Hiernaast zie je een schematische weergave van de fotosynthese. Vul het plaatje verder in.
water
zonlicht
glucose
zuurstof
koolstofdioxide

Slide 38 - Drag question

De eieren die je in de supermarkt koopt zijn niet van legbatterijkippen. Toch eet jij waarschijnlijk dagelijks legbatterij-eieren. Waar zijn legbatterijen een voorbeeld van?
A
monocultuur
B
intensieve veeteelt

Slide 39 - Quiz

Met welke maatregelen kan een melkboer de productie verhogen? Zet een vinkje bij de goede antwoorden.
Weidegang beperken
Krachtvoer geven
Kalfje bij de koe weghalen

Slide 40 - Drag question