This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Je kan aan het einde van de les:
het schrijfproces opdelen in drie fasen
tijdens het schrijfproces duidelijke keuzes maken over onderwerp, hoofddoel, publiek, inhoud en opbouw
verschillende tekststructuren benoemen
Slide 2 - Slide
Voorbereiden - ervaring met teksten schrijven
Heb je eerder een soortgelijke tekst geschreven? Zo ja, hoe heb je je toen voorbereid?
Slide 3 - Slide
Voorbereiden - ervaring met teksten schrijven
Wat zijn de belangrijkste stappen die je onderneemt voordat je begint met het schrijven van een tekst?
Slide 4 - Slide
Voorbereiden - jouw ervaring met hulpmiddelen
Wat vind je zelf belangrijk om te doen voordat je aan een schrijfopdracht begint, zoals brainstormen, een plan maken of onderzoek doen?
Slide 5 - Slide
Voorbereiden - jouw ervaring met bronnen
Welke hulpmiddelen gebruik je meestal bij het voorbereiden op een schrijfopdracht? Denk aan boeken, websites of feedback van anderen.
Slide 6 - Slide
Theorie: Voorbereiden op het schrijven van een tekst
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Bepaal vooraf het onderwerp van de tekst.
Als je zelf een onderwerp mag kiezen, kies dan iets waar je wat van weet.
Deel het onderwerp in in deelonderwerpen.
Slide 10 - Slide
Het onderwerp in "Nieuwe ontwikkelingen in de mobiliteit". Welk deelonderwerp past hierbij?
Slide 11 - Open question
Je krijgt de opdracht een tekst te schrijven over remmen. Welk deelonderwerp is het MINST geschikt?
A
Remconstructies
B
Onderdelen remsysteem
C
De ANWB slipcursus
D
Remvloeistof
Slide 12 - Quiz
Bepaal vooraf de doelgroep (voor wie je schrijft).
Schrijf je voor klanten?
Schrijf je voor een collega?
Schrijf je voor je docent Nederlands?
De ene doelgroep heeft meer uitleg en makkelijkere taal nodig dan de andere doelgroep.
Slide 13 - Slide
Bepaal vooraf het tekstdoel. Wat wil je ermee bereiken?
Wil je de lezer informatie geven? (informeren)
Wil je del lezer iets uitleggen? (instrueren)
Wil je de lezer jouw mening vertellen? (mening geven)
Wil je dat de lezer jouw mening gaat overnemen? (overtuigen)
Wil je dat de lezer iets gaat doen? (activeren)
Slide 14 - Slide
Bekijk de afbeelding.
Straks krijg je hier twee vragen over.
Slide 15 - Slide
Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Overhalen
Slide 16 - Quiz
Wat is de doelgroep (publiek)?
A
studenten TCR
B
docenten TCR
C
medewerkers TCR
Slide 17 - Quiz
Welke doelgroep is het meest passend bij de deelonderwerpen: remconstructies, onderdelen remsysteem en remvloeistof?
A
Docenten autotechniek
B
Studenten autotechniek
C
Klanten van een garagebedrijf
D
HRM-afdeling van Mobiliteit
Slide 18 - Quiz
De tekstsoort die je gebruikt om je boodschap over te brengen, is afhankelijk van je doel en je publiek.
Je wilt je klasgenoten enthousiasmeren voor een praktische workshop over herstelmethoden in de autotechniek waarbij ze leren over de nieuwste technologieën en tools voor schadeherstel.
Welke TEKSTSOORT past het MINST?
A
enquête
B
mail
C
uitnodiging via datumprikker
Slide 19 - Quiz
De tekstsoort die je gebruikt om je boodschap over te brengen, is afhankelijk van je doel en je publiek.
Je wilt je klasgenoten enthousiasmeren voor een praktische workshop over herstelmethoden in de autotechniek waarbij ze leren over de nieuwste technologieën en tools voor schadeherstel.
Wat is het TEKSTDOEL hierbij?
A
informeren
B
instrueren
C
activeren
D
amuseren
Slide 20 - Quiz
Woordkeuze: Welke woorden zo je gebruiken om jouw klasgenoten enthousiast te maken voor deze workshop? Wat past dus bij het publiek?