Werkwoorden kies de juiste vorm

Ik ... naar huis.
A
loop
B
loopt
C
lopen
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
NederlandsBasisschoolGroep 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Ik ... naar huis.
A
loop
B
loopt
C
lopen

Slide 1 - Quiz

De jongens ... op het plein.
A
voetbal
B
voetbalt
C
voetballen

Slide 2 - Quiz

Het meisje ... haar haar.
A
kam
B
kamt
C
kammen

Slide 3 - Quiz

Jij ... je tanden.
A
poets
B
poetst
C
poetsen

Slide 4 - Quiz

... jij een vraag?
A
heb
B
hebt
C
hebben

Slide 5 - Quiz

Het ... heel hard vandaag.
A
regen
B
regent
C
regenen

Slide 6 - Quiz

... je morgen op school?
A
kom
B
komt
C
komen

Slide 7 - Quiz

Mohamad ... graag koffie.
A
drink
B
drinkt
C
drinken

Slide 8 - Quiz

De kinderen ... een brief.
A
schrijf
B
schrijft
C
schrijven

Slide 9 - Quiz

Thomas ... een mooi boek.
A
lees
B
leest
C
lezen

Slide 10 - Quiz

Jullie ... naar het feest.
A
ga
B
gaat
C
gaan

Slide 11 - Quiz

Nardos ... vroeg naar huis.
A
ga
B
gaat
C
gaan

Slide 12 - Quiz

Ik ... goed Nederlands
A
spreek
B
spreekt
C
spreken

Slide 13 - Quiz

Zij ... veel kleren.
A
koop
B
koopt
C
kopen

Slide 14 - Quiz

De laptop ... niet goed.
A
werk
B
werkt
C
werken

Slide 15 - Quiz

Heba ... naar huis.
A
fiets
B
fietst
C
fietsen

Slide 16 - Quiz

... jij televisie?
A
kijk
B
kijkt
C
kijken

Slide 17 - Quiz

Ik ... mijn buurman.
A
roep
B
roept
C
roepen

Slide 18 - Quiz

Basmalh ... Nederlands.
A
leer
B
leert
C
leren

Slide 19 - Quiz

Anwar ... naar de docent.
A
luister
B
luistert
C
luisteren

Slide 20 - Quiz