Aanwijzende en vragende voornaamwoorden. Woordsoorten H4

Aanwijzende en vragende voornaamwoorden





Chakari
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Aanwijzende en vragende voornaamwoorden





Chakari

Slide 1 - Slide

Aanwijzende voornaamwoorden
Standaard
die deze - de woorden
dit dat - het woorden 

Slide 2 - Slide

Leer ze uit je hoofd
Aanwijzende voornaamwoorden wijzen iets aan.
zulke, zo´n, dergelijke, 
zelf, hetzelfde, dezelfde

Slide 3 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Kan voor een zelfstandig naamwoord staan.
Kan je deze oefening uitvoeren? (de uitvoering)

En soms staat het alleen in de zin.
Kan je dat al? 

Slide 4 - Slide

Let op! Voer deze controle uit bij dat en die 
Dat en die behoren tot meerdere woordsoorten.
Noteer: dat en die zijn alleen aanwijzende voornaamwoorden als je het kunt vervangen door dit en deze.
Kan je dat al? Kan je zeggen: kan je dit al? 
Ja, het is dus zeker een aanwijzend voornaamwoord. 

Slide 5 - Slide

Geen aanwijzende voornaamwoorden
Woorden die een plaats of richting aangeven zijn geen aanwijzende voornaamwoorden.
(daar, daarheen,daarover,daarlangs)

Slide 6 - Slide

Noteer heet aanwijzend voornaamwoord.
Dat vind ik zo´n leuke opmerking.

Slide 7 - Open question

Dergelijke antwoorden moet je niet geven aan een docent.

Slide 8 - Open question

Dit meisje is veel aardiger dan dat andere meisje.

Slide 9 - Open question

Vind jij dat ook goed?

Slide 10 - Open question


Deze grijze auto vind ik mooier dan
zo´n saaie zwarte auto.

Slide 11 - Open question

Vragende voornaamwoorden

Aantekeningen maken

Slide 12 - Slide

4 vragende voornaamwoorden
wie, wat, welk(e), wat voor (een).
Staat vaak aan het begin van een vraag.
> Welke antwoorden zijn goed?
> Hij vroeg wie van ons een wandeling wilde maken.

Slide 13 - Slide

Let op
wie en wat zijn geen vragende voornaamwoorden als ze verwijzen naar een woord dat eerder genoemd is.
De jongen over wie je het had is leuk. 
Wie stelt geen vraag maar verwijst naar een eerder genoemd woord.

Slide 14 - Slide

Let op! Geen vragende voornaamwoorden
Waar, waarheen, wanneer, waarom en hoe zijn geen vragende voornaamwoorden!
Alleen
>>>>> Wie, wat, welke, wat voor (een).
Let op de uitzondering van wie en wat. 

Slide 15 - Slide

Noteer het vragende voornaamwoord.

Alles er geen vragende voornaamwoord in de zit staat noteer je het woord: niet.

Slide 16 - Slide

Wie wil er een ijsje?

Slide 17 - Open question

De mensen over wie jij het had zijn nu teleurgesteld.

Slide 18 - Open question

Wat voor een auto wil jij?

Slide 19 - Open question